Fata morgana
31 oktober
Even helemaal weg van de pijnlijke herinneringen rondom het alledaagse :)
31 oktober
Even helemaal weg van de pijnlijke herinneringen rondom het alledaagse :)
Een vrouw huilt. Niet geslapen, lauwe douche. En vervolgens aangewezen op haar spiegelbeeld: rode ogen, rode mond. Onder het bleke vel telt zij haar eigen ribben, het scharminkel.
Een handdoek doelloos in haar vuisten geknepen, ze wordt alleen maar natter van de tranen die ze laat, nu ze zichzelf in deze toestand ziet.
Ze kan hem zo zien staan, achter haar. Oog in oog via het spiegelglas. Zo’n prachtig paar. Ze kan zijn warme handen voelen op haar koude huid. Dat ze hem alles gunt en alles geeft. Zo kwetsbaar als ze durven zijn, dat ze minutenlang zouden kunnen kijken naar elkaar.
Maar hij is er niet, niet nu, niet hier. En dan blijkt dat ze zichzelf leeg achterliet.
Als zij toch eens wist wat haar verlangen haar vertelt, als zij toch eens wist waarom het niet genoeg is dat hij ook bij haar wil zijn.
Er is geen weg meer terug, want ze weet hoe waardevol het is wat ze nu heeft. Maar hoe het haar vooruit brengt begrijpt ze stomweg niet.
Tags die geen tags zijn, dat zijn de leukste. Met dank aan Laura!
Het is niet altijd makkelijk, en daar kan ik na de afgelopen maanden ellenlange verhalen over schrijven. Maar ik zal jullie de details besparen. Want veel belangrijker is de conclusie die ik daaruit getrokken heb: zo vaak is het wel heel makkelijk. En dan vergeten we het meestal.
En niet zomaar genieten, maar intens genieten. Van een dikke knuffel, van een mooi lied, van een piepklein gebakje, van de herfstkleuren in de bomen. Zelfs van de harde wind of koude regen in je gezicht. Probeer het maar eens, want als je wilt genieten, dan geniet je meer. En als je intenser wilt genieten, dan geniet je ook intenser. Er kan altijd nog een beetje bij :)
Ik vraag me af hoe je dat doet
dingen gewoon vergeten
maar ik zou het moeten kunnen
want ik heb het ooit geweten
13 oktober
Het water staat in onze schoenen. De paraplu is beter dan niks al is hij kapot, maar moet nu aan de kant.
We beginnen te rijden. Langzaam weer de eindeloze regen in. We buigen ons over onze knieën om de broek en het gezicht te redden. Het water valt in de toch al verzopen kapsels.
Naar boven en dan… De maag keert zich om. Horten en stoten in deze blinde houding, denken dat je te pletter valt, ergens tegenaan zult slaan, de nek zult breken. We gillen als gekken en richten ons snel op.
Met honderd kilometer per uur razen door de regen, de druppels als hagelstenen op wangen en lippen. We gooien onze handen in de lucht, huilen en lachen.
Het zijn nogal wat muren om een vrouw van steen.
Maar hij beukte zich er dwars doorheen.
Nu staan we met zijn tweeën in het midden. Wat een gevangenis was is een doolhof geworden.
Niet langer opgesloten, tijd om af te sluiten.
Het duurt misschien nog even, maar ooit komen we hierbuiten.
Je hebt mijn ogen geopend. Bracht me, zonder het te weten, buiten de wereld die ik voor mezelf had gecreëerd, die niet perfecte maar op zijn minst gewillige wereld, handelbaar. De wereld waarin ik een plekje vond als iemand die bereid was het voortouw te nemen.
De wereld is niet handelbaar. Iedereen leidt hier een dubbelleven. Vertel maar niets. Geluisterd wordt er toch niet. Het draait om verlangen en hebzucht, hier kent niemand spijt en hier begrijpt niemand pijn. Wie zou ik dan zijn, om oplossingen te zoeken voor wat blijkbaar geen mens interesseert.
Ben ik dan de enige die anders is? En waarom? Wat doe ik hier dan nog? Of zal ik straks net zo zijn?
Als een kind dat geboren wordt. En huilt. Al het vertrouwde verdween.
Lange veenweg langs het kanaal. Oude donkergroene Volvo, nazomerbomen, bulten en gaten. Wandelen op de oude gronden met zijn steppes en bossen, plassen, vogels, en het bankje waarop we zaten.
Liggen in het gras. Totdat het regent, en langer nog, want het kan ons niet schelen.
De fanfare in het dorp. We klappen en lachen en lopen arm in arm door het gras langs de kerk. Er bloeien bloemen en de zon zakt als de auto terugrijdt door het wijdse land. Links de Peel in brand, rechts een regenboog die het warme gele licht – het schijnt ook op je gezicht – in alle kleuren vangt.
Ik zou wel honderd brieven aan je kunnen schrijven. Er zijn zo veel prachtige zinnen. Al dat geluk. Heb je wel eens gezien hoe een vulpen over het papier strijkt, de inkt langzaam opdroogt? Die pen die zo veel weet. Alle details en al het treurige, al het mooie. Zoveel meer begrijpt van de waarheid.
Heb je wel eens geroken aan mijn verhalen? Die muffe lucht van heerlijkheid. En eerlijkheid.