Vandaag is het precies een jaar geleden dat ik naar Wageningen verhuisde. Het voelt surreëel. Het roept herinneringen op aan de eerste twee maanden hier, die inmiddels als nostalgisch aanvoelen. Die twee maanden waarin we onze nieuwe leefomgeving nog mochten verkennen. We kregen hulp bij onze verhuizing van mijn oom en tante die vlakbij wonen maar die we sinds dat moment niet meer gezien hebben. We slenterden door het centrum en kochten cadeautjes die we toevallig tegenkwamen, evenals enkele accessoires voor in huis. Ik werkte op mijn werk en op maandagavond kookte ik samen met mijn zus. Boodschappen doen – iets wat ik sinds mei nog één keer gedaan heb – kon gezellig met zijn tweeën. Ik ging met het openbaar vervoer naar Rotterdam om lekker te shoppen en te eten in de stad waar mijn vriend op dat moment nog woonde. En ik bereidde me voor op de carnavalsdagen en ging, met mijn zelfgemaakte carnavalsoorbellen in, naar een concert van de studentenbigband.
In de eerste weken was ik tegelijkertijd best verdrietig, want ik miste Borne, mijn vorige werk en mijn vriend en kon mezelf niet goed plaatsen. En nu? Nu weet ik eigenlijk nog steeds niet wat ik vind van mijn nieuwe woonplaats en mijn nieuwe werk, voor zover ze nog nieuw te noemen zijn. De lockdowns hielden kennismaking tegen en maakten het onmogelijk om te weten wat ik nu eigenlijk van mijn ‘nieuwe’ leven vind.
Maar één ding is zeker: die eerste twee maanden waren achteraf zo slecht nog niet.
Toen 2020 begon had ik het allemaal zo helder voor me. Een nieuwe woning en een nieuwe baan, het was al geregeld. 2020 zou het jaar worden van slechts tien minuten fietsen naar mijn werk, veel nieuwe collega’s leren kennen, en veel praktische ervaring opdoen op het lab.
Hoe naïef.
Het begon allemaal ongeveer zoals ik het me had voorgesteld, maar ik hoef niet uit te leggen dat het vanaf maart helemaal anders werd. Labwerk werd thuiswerk, thuiswerk werd nekpijn, en nekpijn werd wandelen in plaats van fietsen. En van dat laatste heb ik zeker geen spijt, al duurt het wel significant langer voor ik ergens ben; er staat immers tegenover dat ik toch niet meer zo vaak ergens heen hoef.
Maar het thuiswerken, dat is me toch wel serieus opgebroken. In eerste instantie vanwege de nekklachten waar ik tien weken mee rondliep voor de juiste aanpak duidelijk werd. Overigens ben ik nog steeds herstellende. Maar ook dat mijn ‘nieuwe’ collega’s nog steeds maar amper als collega’s voelen. Ik ken ze nu bijna een jaar, maar voor persoonlijke gesprekken en het ontwikkelen van een werkrelatie was vanaf maart geen ruimte meer. De impact daarvan heb ik in het begin echt onderschat. Je mist de gezelligheid in de pauze, het even elkaar wat melden op kantoor, het toevallig opvangen van relevante informatie in de gang, het leren hoe je het beste met de verschillende collega’s om kunt gaan, en gewoon met elkaar lachen. Alle online communicatie is afstandelijk, formeel, saai, en regelmatig voel ik me daardoor onzeker.
Er is bovendien niets aan thuiswerken wat me energie geeft, het slurpt me alleen maar leeg. Deze baan voelt niet als de baan die ik in gedachten had. Er is nauwelijks plezier en dat komt door corona.
Ik zie op tegen de komende maanden. Tegen het thuiswerken dat op 4 januari weer begint, nog zonder vooruitzicht van meer labwerk of vakantie. Ik kan alleen maar hopen dat het gauw voorbij is. En ik ben vast niet de enige die teert op hoop.
Laten we morgenavond proosten op een voorspoedig 2021 waarin we onze verwachtingen alsnog waar kunnen maken!
Het coronavirus heeft mijn leven aardig op zijn kop gezet. Ik ben al ruim zeven weken ziek. Niet omdat ik het virus heb opgelopen, welnee, omdat ik zo slim ben geweest om sinds de lockdown thuis te werken vanaf een te laag beeldscherm. En nu heb ik ernstige nekklachten.
De fysiotherapeut raadde mij aan om veel te bewegen en dan met name wandelen. En een aantal keer per dag ten minste twintig minuten liggen. Een tweede fysiotherapeut heeft mij flink te grazen genomen en zes wervels gekraakt. Wat is dat awkward zeg. Een kerel die met zijn volle gewicht op je komt hangen om je ruggenwervel binnenstebuiten te lichten. Bijna net zo awkward als mijn vorige blessure in een pees die aanhecht op het schaambeen, waardoor mijn toenmalige fysiotherapeut er amper aan durfde te komen. (Ja, ik verslijt heel wat fysiotherapeuten.)
Van de bedrijfsarts kreeg ik bovendien te horen dat ik maarliefst vijf minuten per keer mocht thuiswerken. Hoe efficiënt. Ik weet niet eens hoeveel ik nu werk per dag, want voordat ik aan één uur werken ben, ben ik de tel van het aantal blokjes van vijf minuten allang kwijt.
Dus dat was dan ineens mijn nieuwe leven: wandelen, werken in minihapjes, liggend appen, maar wel blijven bewegen en dat alles in lockdown, dus lees: de rest van de tijd voor huisvrouw spelen. Hoera.
Zoals het een Nederlander betaamt doe ik normaal alles op de fiets. Maar nu wandel ik iedere dag. Ik moet zeggen: door al dat wandelen heb ik de lente veel bewuster meegemaakt dan andere jaren en het geeft ook een soort vakantiegevoel; ik ben van plan om later (als mijn nek het goed genoeg doet) nog een collage te maken van de mooiste foto’s die ik gemaakt heb.
Maar naast nekklachten heb ik ook hooikoorts – weet ik dankzij de coronacrisis na heel veel jaren van vermoedens nu zeker – en dat gaat niet zo goed samen met wandelen en de coronacrisis. Daarom blijf ik ’s middags, als er veel pollen rondvliegen, zo veel mogelijk binnen. En bedacht ik me dat het misschien wel handig was om mee te doen met Nederland in beweging. Je leest het goed, Nederland in beweging, dat programma waarin Olga Commandeur een beetje gaat stappen op de plaats om bejaarden uit hun stoel te krijgen. Waarom ook niet dacht ik, coronacrisis is een prima excuus om rare dingen te gaan doen toch?
Wat blijkt? Nederland in beweging is best leuk. En aardig op mijn niveau. Ik ben nu dus topfit met spierballen en al (grapje, dat het programma dicht bij mijn niveau komt zegt alles over mijn spierkracht en vrij weinig over het al dan niet moeten bijstellen van mijn mening dat het voor bejaarden is).
Overigens ben ik me ook aan het voorbereiden om weer te gaan skeeleren zo gauw mijn nek het toelaat. Nu denk je misschien ‘hoezo voorbereiden’, maar dat heeft iets te maken met die vorige blessure, 1,5 jaar geleden. Laat ik zeggen dat mijn spieren naast niet zo goed in groeien ook niet zo goed in herstellen zijn. Die toen geblesseerde pees raakt nog steeds zwaar geïrriteerd bij bepaalde bewegingen – waaronder de schaats- en skeelerbeweging – dus ben ik maar weer braaf aan de oefeningen, naast de oefeningen voor mijn nek. Als dit een voorbode is voor hoe snel mijn nek volledig genezen zal zijn, dan wordt het nog leuk.
Verder heb ik besloten om, als ik dan toch regelmatig moet liggen, iedere (zonnige) dag een half uurtje in de zon te gaan liggen. Dus binnenkort zie ik eruit als een gespierde Paraguayaan. (Alweer grapje, net zo min als het kweken van spieren is mijn lichaam in staat tot het kweken van melanine. Mijn doel is al bereikt als ik één zomer geen pijn doe aan iedereen zijn ogen (wie “iedereen” dan ook zijn mogen in deze tijd). Ik ben al een eind op weg. Straks ben ik prachtig egaal gebruind zonder dat ook maar iemand in de gaten heeft dat ik überhaupt gebruind ben, ik heb er nu al onwijs veel zin in!)
Overigens heeft dat in de zon liggen ook nog andere voordelen. De warmte is prettig voor mijn nek, en de vitamine D kan ik momenteel goed gebruiken om het hoofd niet (letterlijk en figuurlijk) te laten hangen. Daarnaast is het best vermakelijk om in alle rust de dagelijkse strubbelingen en opvoedtechnieken van mijn buren met kinderen af te luisteren. Van wel naar buiten willen maar geen schoenen aan tot in de broek plassen tot zand naast de zandbak scheppen. Dat laatste klinkt ongeveer zo: “Nee! Neenee. Nee! Zand gaat ín de zandbak. [stilte] Neenee! Zand gaat ín de zandbak. [gejammer] Nee!” En dat al zeven weken lang. Zeer fascinerend.
Tot slot: ik ben mezelf aan het leren om accordeon te spelen. Dat was eigenlijk niet de bedoeling, ik wilde lessen nemen en vlak voor de lockdown had ik daarom de accordeon van mijn zus opgehaald om hem een tijdje te lenen. Maar toen ging dat van die lessen natuurlijk niet door, dus ben ik het zelf gaan proberen – tijd genoeg tenslotte – met aanwijzingen en bladmuziek van mijn zus. Ik moet zeggen, deze nieuwe hobby is zeer zeker geen beslommering. Het is geweldig. Ik ben weer even enthousiast als toen ik vroeger leerde piano spelen, ik wist niet dat ik dat enthousiasme nog in me had. Het enige waar ik minder enthousiast over ben is dat ik maar een half uurtje per dag kan spelen, omdat het me geen goed idee lijkt om dat in verband met mijn nekproblemen langer te doen. Dus daar houd ik me dan maar netjes aan.
Zo, dat was na lange tijd eens een veel te lang verhaal (en dan moet je je ook nog voorstellen dat ik dit geschreven heb in sessies van vijf minuten). Kortom, dingen die ik (tot nu toe) heb geleerd van de coronacrisis:
– Zet NOOIT je beeldscherm te laag
– Nekklachten gaan niet zomaar over, dus voorkom ze
– Wervels laten kraken is niet fijn
– Rondom mijn nieuwe woning kun je prachtig wandelen
– De sleedoorn bloeit in april en de meidoorn (je raadt het al) in mei, en het mooie wilde plantje dat ik in Borne in de tuin had heet hondsdraf
– Ik heb hooikoorts
– Nederland in beweging is best leuk en misschien toch niet alleen voor bejaarden
– Mijn spieren en pezen zijn nog in hun puberteit, luie drommels die alleen maar dwarsliggen
– Mijn benen kúnnen bruin worden (ik bedoel dus wit met een warme gloed)
– Zand gaat ín de zandbak (of: je voedt een kind niet op door steeds alleen maar nee te zeggen)
– Accordeon spelen <3
Ik was even bang dat het over kon waaien. Dat het virus misschien toch niet voor altijd in je bloed zit.
Zus is immers voor het tweede jaar op rij afgehaakt. En dat bracht me aan het twijfelen. Want zus en ik, wij hebben precies dezelfde interesses. Of toch niet?
En dus stapte ik op de zaterdag van carnaval een beetje nerveus in de auto. Uitgedost met een nieuw kostuum, waar ik zelf nog extra mooie knoopjes op had gezet, en oorbellen bij had gemaakt, en make-up bij had bedacht, mijn nagels bij had gelakt in alle kleuren van de regenboog.
Waar begon ik nog aan? Ik zag mezelf alweer staan, in de kou op het plein, met pijn aan mijn voeten en een nog kouder biertje in mijn hand terwijl ik buiten de carnaval nooit bier drink.
Ach, je begrijpt al waar dit verhaal naartoe gaat. Eenmaal op het plein was de twijfel meteen vergeten. Want sjoenkelen, dat is gemaakt voor mij, en ik ben gemaakt om te sjoenkelen, en te zingen en te springen. Of zoals Jack Poels het zou zeggen: ik heb nu eenmaal een hoempahart.
En tijd om het koud te hebben, of de pijn in je voeten te voelen, die is er dan niet.
Ik zit in de bus. Al een behoorlijke reis met fiets en trein achter de rug. Moe van alles, van het steeds maar heen en weer, van het hopen dat het allemaal uiteindelijk samenvalt, van het alles in de gaten houden om dat laatste hopelijk af te kunnen dwingen.
In de verte doemen de gebouwen van de WUR op tussen de bomen, hoog boven de weilanden. En dan besef ik ineens: het is echt. Het gaat gebeuren. Mijn handtekening staat er inmiddels onder en dus ga ik hier wonen en werken, het kleine Wageningen met zijn grote universiteit, de plek waar ik al jaren van droom.
Wat zou ik nog meer kunnen wensen voor 2020? Een nieuwe stap op mijn weg naar een klimaatneutraal leven? Hoef ik niet meer te wensen, want de sleutel van een gasvrije woning brandt al in mijn broekzak.
Ik begin maar meteen met toegeven dat ik mijn weblog weer eens ernstig verwaarloosd heb. Zo erg, dat ik even niet meer wist wat mijn wachtwoord was toen ik daarnet wilde inloggen.
Dat heb ik volgens mij nog nooit eerder gehad. Oeps.
In augustus heb ik Leen beloofd om de mooiste vakantiefoto’s op mijn weblog te plaatsen, maar zoals jullie kunnen zien is daar nog maar weinig van terechtgekomen. Ik heb dus nog wat in te halen.
Dat gaat goedkomen, want over een paar dagen komt er eindelijk een einde aan een zeer stressvol half jaar. Dit vraagt natuurlijk om uitleg, komt-ie: een half jaar geleden is mijn vriend naar Rotterdam verhuisd omdat hij daar een erg goede baan kreeg aangeboden. Mijn contract in Twente liep tot eind oktober, dus toen zat ik ineens in mijn eentje in een grote huurwoning, hele en halve weekenden ergens anders verblijvend, met effectief een avond of drie per week om het huishouden te doen, inclusief mijn geliefde moestuin, daarbij ver vooruit plannend voor als ik in het weekend niet thuis was, en dan moest ik ondertussen ook nog solliciteren in de hoop zo snel mogelijk een baan te vinden dichter bij Rotterdam.
Dit laatste is nog niet gelukt. Dat betekent dus dat ik over vijf dagen (tijdelijk) werkloos ben, en dat is ergens natuurlijk vervelend en vooral heel erg jammer omdat ik mijn werk ontzettend leuk vind. Maar het voelt op dit moment vooral als een mogelijkheid om eindelijk even de rust te nemen waar ik nu zo hard aan toe ben, en om thuis de dingen te doen die al maanden op me liggen te wachten. Om toch nog na te genieten van onze prachtige vakantie door eindelijk die foto’s online te zetten.
Ik heb er alle vertrouwen in dat ik over een maand of twee maanden weer ergens aan de slag kan. Het is nog niet zeker of mijn vriend en ik dan ook weer samen kunnen gaan wonen, maar we hopen van wel.
Om het achterstallige onderhoud een beetje goed te maken heb ik vanmorgen meteen de tijd op mijn weblog aangepast aan de wintertijd (nee, dat gaat niet automatisch, ik weet ook niet waarom (en nu vraag je je misschien af waar die tijd dan zichtbaar is, nou: onder jullie reacties (dus als je wilt controleren of de tijd wel echt klopt zal je een reactie achter moeten laten!))) Mijn record van de afgelopen vijf jaar stond waarschijnlijk op 87 dagen na het verzetten van de klok, dus dat heb ik vandaag werkelijk verpulverd. En dat terwijl ik technisch gezien nog steeds middenin de stressvolle periode zit. Ik ben nu toch best trots op mij.
De zon schijnt in het jonge groen en de roze bloesem voor het oude gemeentehuis. Maar de wind snijdt. De vlaggen wapperen luidruchtig halfstok boven onze hoofden. Het is koud, ijskoud als het twee minuten stil is en we allemaal de beelden van de oorlog voor ons zien in gedachten. Haren die in gezichten waaien en bladmuziek die over het plein vliegt. Alsof het weer ons eraan wil herinneren hoe kil en ontwrichtend de oorlogsjaren waren.
En dan stijgt het Wilhelmus op uit ons hout en koper, als een golf van warmte. Dat zijn wij. Er worden kransen gelegd en kleurige bloemen. Omdat wij er samen voor zorgen dat deze geschiedenis zich niet zal herhalen. We zullen haat altijd bestrijden met liefde.
Met een beetje pijn in mijn hart zit ik in de trein die raast langs slingers en ballonnen. Ik kijk er graag naar, maar er is één probleem. De trein brengt mij van Limburg naar Brabant. De vastelaovend is pas op de helft, maar vastelaovend heet vanaf nu carnaval en dat maakt toch veel anders.
Ik mis Limburg nu al, terwijl ik er nog ben.
De trein nadert de Peel. Ik kijk naar de kale takken die hoog boven de moerasgrond uit steken. Met een zucht dender ik Brabant binnen. De Brabantse kant van de Peel is minstens net zo mooi, maar toch voelt alles nu anders. Ik twijfel er niet aan dat ik hier de komende twee dagen veel lol zal vinden. Maar het is nou eenmaal niet zoals in Limburg zonder de traditionele accordeonmuziek en schitterende vastelaovesballades, zonder de zoete smaak van halfum, zonder honderdduizend bloemen en strikken en gezichten vol glitters, zonder helemaal opgaan in het festijn. Brabant is gezelligheid, ontzettend veel gezelligheid, maar Limburg is de hartstocht waar ik oneindig veel van houd.
Rowwen Hèze op de autoradio. Een week gevoel begint in mijn maag en verplaatst zich binnen een seconde tot aan de topjes van mijn vingers. Soms stroomt liefde over. Ik zou je plat willen knuffelen, maar dat is beter van niet zolang je aan het rijden bent. Dus in een reflex knijp ik mijn armen maar dicht tegen mezelf aan. Het teveel moet er even uit.
Het jaar had niet beter kunnen beginnen dan met jou.
Het is nat. Een enkele fietser fietst vluchtig door het park. Ik staar al een tijdje naar buiten, maar niemand die mij ziet. Het is stil. De vogels verstoppen hun kopjes tussen hun veren. Regendruppels plukken aan het water in de plassen, de wind slaat ze af en toe tegen het raam.
De lampjes van de kerstboom zijn aan. Het is al een tijdje prachtig weer om binnen te zitten, maar ik heb al weken helemaal geen zin om binnendingen te doen. En dat komt doordat een blessure mij gedwongen binnen houdt. Genoeg te doen, maar in mijn hoofd wil ik vrij zijn. Ik wil lopen, rennen, fietsen, desnoods door de regen. Schaatsen, werken, vooral gewoon werken, zonder belemmering. Engelengeduld is daar voor nodig, want elke verkeerde beweging, elke vorm van belasting die te vroeg komt, kan ervoor zorgen dat ik weer een week langer aan de bank gekluisterd ben.
Ik hang nog maar voorzichtig een paar engeltjes in de kerstboom.