Liefst nieuw, tweedehands mag ook. Als hij me maar begrijpt want ik begrijp het zelf niet eens meer. En ik wil hem houden want alles gaat al van me weg – zoals je kikkers ook maar even vast kunt houden. Ik wil een egel, die blijft wel zitten.
Pijn doet me niets zolang het mijn hart maar niet is en mijn ziel die langzaam af wil sterven. Is er iets om alle troep op uit te huilen?
Ik wil dat praten helpt maar het helpt niet. Praten is bijna onbestaand geworden in deze wereld waar iedereen maar aan de oppervlakte drijft, ja, spreken kennen we maar waar is praten gebleven? Ik zoek haar vaak maar ze is en blijft onvindbaar, nergens, in geen hoekje, in geen kuiltje, in geen holletje, in helemaal niets behalve achter deze lelijke typmachine want typen kan helaas altijd, ja alles kan met een toetsenbord omdat –
Het leven is bijna onpersoonlijk.
Snap dan toch dat polka’s alleen maar pijn doen. Achteraf.
Opeens wist ik het zeker: ik hoorde in de hel. Mits er zoiets als een onderscheid tussen hel en hemel bestond, moest ik mijn leven bezingen en beklagen in het oneindig vuur.
Wat moest ik immers in de hemel, tussen schijnheiligen en door gebeden vergevenen, temidden van de zonde die zijn oorsprong nooit zou kennen en waaraan zo ook een einde niet zou komen?
Liever koos ik, mijn zonden boete te doen, elke, één voor één, hoe klein ook, met de mooiste straf: zien zou ik ze, begrijpen, en voorgoed zou ik ze in het verleden leggen. Ik weigerde zo laf te zijn me mijn fouten kwijtgescholden te zien worden.
Elke straf deed onder voor het besef en de snijdende spijt, maar het gebed bovenal. Een woord tot god bleek geen bron voor inzicht en schuldgevoelens. Sterker nog: het maakte elke zonde tot een gemakkelijke prooi.
Daar gaf ik niet aan toe. Als het leven een vervolg kende, wilde ik beter worden, van mijn fouten leren.
Ik hoorde in de hel. En mocht hij niet bestaan, dan zou ik hem creëren.
Mijn klok doet het niet dus het is tijd om iets nieuws te schrijven. Morgen de eerste examens en eigenlijk zou ik beter wiskunde leren, maar ach, nee, nu moet ik eerst schrijven.
Het is best spannend. Ondanks alles. Het lijkt dat ik verkouden word; laat ik hopen van niet.
Als we het toch over klokken hebben: ik ben bang voor de tijd. Drie uur, het is lang. Maar niet voor de lading wiskunde-opgaven die we gaan krijgen, ik ga vast fouten maken in mijn haast, waardoor het alleen maar langer duurt.
Nouja. Omdat ik de laatste weken toch niet in staat ben me echt zorgen te maken: we zien wel. De tijd zal het leren.
Birds and butterflies Rivers and mountains she creates But you’ll never know The next move she’ll make You can try But it is useless to ask why Cannot control her She goes her own way
She rules until the end of time She gives and she takes She rules until the end of time She goes her way
With every breath And all the choices that we make We are only passing through on her way I find my strength Believing that her soul lives on Until the end of time I’ll carry them with me
She rules until the end of time She gives and she takes She rules until the end of time She goes her way
Once you will know my dear You don’t have to fear A new beginning Always starts at the end Once you will know my dear You don’t have to fear Until the end of time She goes her way
She rules until the end of time She gives and she takes She rules until the end of time Until the end of time Until the end of time She goes her way
Sigaretten zwaaien naar hun eigenaars. Zo vriendelijk, dat de verleiding toch weer te groot blijkt.
In een hoekje rammelt de gokkast van het laatste geld van een verdwaalde clochard.
Buiten schijnt de zon in een misselijkmakende kleur: hij maakt de mensen zo rood, die denken erbij te horen.
Dampende snacks verdwijnen in vettige monden om hun weg te vinden naar de weefsels onder alle roodbruine huiden om me heen.
Het bier schuimt harder dan de zee. Ik vraag me af of al die mensen, met hun zon en drank, gelukkiger zijn dan ik, al heb ik alleen het uitzicht over de oceaan.