De muziek kruipt in mijn buik als een kleine vlinder, brandschoon uit zijn cocon. Alle herinneringen komen terug in mijn hoofd, en elke keer komt daar iets nieuws bij. De goede en de slechte tijden. Relatief heb ik er nog maar zo weinig.
Als ik mijn ogen sluit gaat er een verdovende gloed door me heen. En nu ik het besef voelen de tranen warm onder mijn blik.
Alles was ooit fout ging. Alles waarover spijt prikt in mijn armen, benen maar vooral mijn hart.
Alles wat wel goed ging en waar nu een gemis tintelt.
De warmte van de muziek omhult me. Niets is ooit voller dan de klanken en vermengde emoties. Zoals vroeger had het moeten blijven en dat kon nooit. Het komt nooit meer terug en alles wat wel komt, daarover bestaat angst. Het is zo onbekend.
Maar één ding zal altijd blijven. En dat is het compromis van klanken die nooit meer mooier kunnen.
Het wordt vakantie. Dat wil zeggen: ik ga op vakantie. Eerst één weekje naar Frankrijk, morgen vertrek ik. Dan ben ik drie dagen terug, voor ik weer wegga: twee weken naar Slovenië.
Op Silhouetten in de Schemering zal dus voorlopig niet veel gebeuren. Ik wens jullie ook allemaal een leuke vakantie toe, in de tijd dat ik weg ben!
Na een hoop gepruts om die vreselijke reclamebalk te doen verdwijnen kan ik eindelijk (voldaan) verder met het échte weblogbeheer: het plaatsen van een nieuwe log ;)
Het volgende:

Dit oerwoud heet jasmijn en de bewoners heten doodgewoon: mijnheer en mevrouw huismus.
En zelfs een tweede paar mijnheer en mevrouw huismus(zoekplaatje) ;)
De moeiste weg van dieze werlt
lupt in ’t zuiden dor ’n veld
’t jonge blaad, kiek hoe ’t dreit
als de wind wat harder weit
als d’n ierste lange lentedaag
giet ligge in ’t graas,
en d’n ierste lange slok
op ’n terras neave de Maas
en de wolke en de heuvels weare berge,
en alles wat nog mot dat duj ik merge.
De moeiste weg van dieze werlt
lupt in t zuiden dor ’n veld
‘asperges vers, iederen daag’
stong op ’t bord wat ik net zaag,
straks dan brukt ’t zand,
straks dan guft de grond
meej ’n geschenk woaran ik denk
met water in de mond.
De moeiste weg van dieze werlt
lupt in ’t zuiden dor ’n veld
de berkeboem, ’t velt ok ni mei,
verbleekt wat beej de paarsen hei,
an de horizon de schieve schouw
din allang gen wolk mier rakt,
d’r woent nog stieds dezelfden opa
din dezelfde grapjes makt
en ’t heuj dat mot nar binne vurdat ’t reagent,
in t café doar wuurdt `t huwelijk ingezeagend.
De moeiste weg van dieze werlt
lupt in t zuiden dor ’n veld
’t kronkelpaad, langs ’t station,
woar oeit ’n lange reis begon
de beum ze weare groet
ik kan de kerk hast neet mier zeen
en d’r zinge doezend vogels
en ze halde zich neet in,
ik zuj ze gear vur dit concert wille beloene
heer in ’t boeteland, in Limburg blieve woene
Straks dan giet ’t loos,
straks dan is ’t fiest,
en van al dat denke an straks geniet ik nog t miest…
(Jack Poels – Rowwen Hèze, Lied vur Limburg, 2007)