Opeens waren de bomen half kaal in plaats van half vol blad. De weiden wit en de koeien weg. De nachten koud in plaats van koel, de wind niet fris maar guur.
Opeens was het winter. De bladeren ritselden niet, maar kraakten. Net als het gras onder mijn voeten die liepen in de richting van het vuur. Zo nu en dan dwarrelde er wat sneeuw die nat werd in mijn haar. Ik liep, maar kon geen thuis meer vinden. De vogels zaten stil in de bomen alsof ze mijn zoektocht betreurden.
Toen draaide ik mij om en keek naar het pad dat ik had gelopen. Het spoor was lang en lichtte op in de zon die maar niet warm wilde worden. In de verte verdween mijn leven in de mist. De aarde, de hemel, ze waren één geworden. Het leek of de dood ook met mij samen wilde smelten.
Zonder te denken begon ik te rennen om te vallen. Ik rende terug tussen mijn eigen voetstappen. Toen ik struikelde, was ik thuis. Thuis, in de wei, bij het spoor waar vertrouwd een trein raasde, hoewel wit in plaats van geel. Er klonken bekende stemmen waar ik onbeweeglijk bleef liggen.
Ja, het schijnt vandaag Nationale Goed Nieuws-dag te zijn. En het schijnt dat er daarom van mij verlangd wordt dat ik hier dan goed nieuws plaats.
Ik ben druk bezig met nadenken. Er stond goed nieuws in mijn horoscoop, maar die geloof ik eigenlijk niet meer zo erg. Goed nieuws is misschien dat ik mijn tentamen niet moeilijk vond. Of dat Veolia best op tijd reed, zonder nieuwe treinstellen. Dat ik het erg gezellig vond op de voorlichtingsavond van het Elzendaalcollege.
Maar wat is nu écht goed nieuws?
Volgens mij is het goed nieuws dat we met zijn allen hier al zo lang mensen zijn en volkeren vormen. Volkeren die soms ruzie maken, maar laten we vooral niet vergeten dat er zoveel mensen van goede wil zijn. En wij, mensen, zijn ongetwijfeld op weg naar een alsmaar beter leven. Laten we vrienden maken en veel plezier hebben en houden van alles wat we bezitten, al is het misschien niet veel.
Laten we mensen zijn, omdat we het nu eenmaal zijn. Laten we van anderen houden maar vooral van onszelf. Laten we iets moois van dit korte leven maken!
Treinen rijden weer door de herfst. Wadlopers heten ze. Geel, blauw en groen en wit, tussen het roodgekleurde loof langs de Maas, het vloekt. En ook zonder vierkante wielen kunnen ze heel goed stilstaan. Voor het sein dat niet groen wil of omdat de motoren stomweg geen zin meer hebben. Maar toch, iets in mij wordt warm als ze daar rijden door de kou. Wat het is, ik kan het niet ontcijferen en ik weet niet of het belangrijk is; ik voel me gelukkig.
Ze zijn zo kolossaal en lang, en ernaast voel ik me niets maar toch belangrijk: ik mag mee. En het leven krijgt weer perspectief als ik wegraas over de rails die dichter en dichter bij elkaar komen zoals mijn station het ziet. Echt ver kom ik niet en ik ga altijd terug. Maar die bielzen die ik voel, zij zijn ontelbaar, en mijn liefde is dat ook.
Misschien zal ik het missen straks, als er kille nieuwe rijden. Of misschien hebben ook zij verwarming. Ik ben zo benieuwd.
Nieuw op deze weblog is een stelling de schemering. Misschien vind je dat het voor zich spreekt of gewoon te onbenullig om er ook maar een woord aan te spenderen. Maar misschien ook, wil je er iets over kwijt.
Daarom nog steeds de mogelijkheid te discussiëren over alle schemeringen die er komen. En natuurlijk ook nog de oude uitslagen op een rijtje.