Ik kan vaak niet vergeten hoe de dag ooit mooi begon maar vals, en vol slechte ideeën. En in de verte is er nog steeds de schemering met vele veinzende gezichten. Vanaf toen zijn vragen uitgeveegd over hoe de zon een ochtend kon verlichten. Ik vocht en de kleuren werden vaal en vaag, maar ook vandaag is me de dageraad ontgaan.
Toen alle vrouwen achter hun donkere deuren waren verdwenen, stond ik pas op. De avond viel door de ramen maar brak niets.
De gestalte op de grond scheen niet meer te bewegen. Ik pakte hem op. Van de man die daarnet onder dertien vuurspuwende blikken op de marmeren vloer viel, resteerde slechts een gedeukte helm. Achter het vizier leken echter twee ogen te blinken. Ik ging weer zitten op de donkergroene tegels die alle warmte uit mijn lichaam zogen. De onderkant van de helm was vreemd. Niet open, niet dicht, het leek slechts alle licht uit mijn ogen weg te nemen. Zou ik het durven aanraken?
Ik twijfelde. De vloek was sterker dan ooit en onherroepelijk geweest. Deze man was nooit meer te redden. Er restte slechts een ziel die nog een eeuwigheid zou moeten staren naar wat het roestige vizier hem toeliet. Hij zou beter dood zijn. Voorzichtig legde ik de helm terug op de grond. Hij lichtte op in een zachtgele gloed toen ik me concentreerde, en langzaam loste de vloer eronder op. De helm zakte traag in de bodem en ik keek toe hoe het doffe staal werd omsloten door smeltend marmer.
Er bleef een donkere plek achter waarop ik ging liggen. De warmte van het gebeurde deed me in slaap vallen, om de dag erop uit deze dromen te ontwaken.
De wereld is niet vergaan. Er is geen zwart gat ontstaan en we zijn niet met zijn allen ingeklapt tot een moordend stukje verdwijnpunt van 8 millimeter in doorsnee. Gelukkig. Toch? Want we willen nog lang niet dood. Maar misschien was het allemaal zo slecht niet geweest. Er zit eigenlijk allang een soort zwart gat in het leven op deze planeet. Haat, honger, oorlog, ziekte, pijn. Dat alles zou in minder dan een seconde weg kunnen zijn.
Maar ach, waar hebben we het eigenlijk over. De mediahype is alweer zo goed als voorbij. LHC zal, ondanks dat hij al deze ophef veroorzaakte, nog vele malen gebruikt worden. Niks aan de hand en niemand die er nog bij nadenkt.
Tot de dag dat het CERN een kersverse natuurwetenschapster aanneemt, die per toeval een klein foutje maakt… Niemand die zich mij ooit zal herinneren.
Op de voorpagina van de krant las ik: ‘Schoonheid zit tussen je oren.’ Helaas was ik niet de eigenaar van deze krant, en heeft degene die dat wel was, me niet de kans gegeven het artikel te lezen, dat ergens op pagina 16 stond.
Des te meer kreeg ik daardoor de kans, mijn fantasie er op los te laten. Wat me als eerste opviel, was de waarschijnlijk onbedoelde dubbelzinnigheid van de titel. Tussen je oren, inderdaad, je hoofd en je gezicht zijn uiteindelijk wel de belangrijkste factoren die bepalen hoe mooi je bent. Maar goed, hier ging het natuurlijk niet om. Ik weet niet waarom wel precies; misschien was het wel, dat niet iedereen hetzelfde denkt over schoonheid. Maar ik ga er eigenlijk vanuit dat de gemiddelde journalist wel iets originelers te melden heeft. Daarom verwacht ik, dat de strekking van de tekst zal zijn geweest, dat je je zelfbeeld uitstraalt en zodoende ook bepaalt hoe anderen je zien. En dat is mooi meegenomen! Ik vind het altijd zo zonde als mensen negatief over zichzelf denken. Niet doen! Je kunt beter aan de dingen denken die je wél mooi aan jezelf vindt. Of je daar nou daadwerkelijk mooier van wordt, laat ik in het midden. Maar in ieder geval word je daar zelf vrolijker van.
Dus ook al zit het alleen maar tussen mijn oren: ik heb voorlopig toch weer een goede reden om me lekker mooi te voelen.