en zwaaide, toen ik weg was. Het geheim dat in mijn ogen lag had zich verscholen achter de vage spiegeling van geluk. Je waardeerde de glimlach die mijn verhaal een moment onthulde. Blijkbaar zag je niet hoe leeg ik was. Er blonk iets van een leugen in mijn blik.
–
Als je het had geweten, dan was alles anders geweest. Zoals nu, twee kille woorden, de korte lach die niets vertelt. Toch weet je van niets. De leugen leeft nu boven me, waar hij zich onttrok aan ons beiden. Niets heeft nog met geluk te maken. Die ene blik was een moment dat zich niet hoorde te herhalen. En de reden dat wij dat allebei weten, heeft nooit bestaan.
Mijn eerste college algemene fysiologie. Ik vind het vanaf het begin een bijzonder vak. Een mooi vak, maar er vielen me dit eerste college ook al twee dingen op. En die brachten me meteen bij misschien wel de meest fundamentele vraag van het leven.
Ten eerste was de docent duidelijk gefascineerd door de microbiologie en hij hield niet op te zeggen dat we moesten komen promoveren op zijn vak. Hij haalde daarvoor een aantal argumenten aan, waarbij me de volgende opviel: volgens hem kun je in het tijdsbestek van een promotie de evolutie van bacteriën zien geschieden.
Het is simpel. Neem een bacterie. Kweek hem op en splits de kolonie in tweeën. Vervolgens zet je beide helften onder verschillende condities. Na slechts een paar jaar heb je twee verschillende bacteriekolonies.
Ik geloof hem op zijn woord. Maar begrijpen doe ik het niet.
Als dit waar is, waarom is dit dan niet allang breed uitgemeten in de samenleving? Waarom zijn er dan nog steeds zoveel mensen die de evolutie stellig ontkennen? En mijn grootste vraag: waarom zóu je de evolutie eigenlijk ontkennen?
Daar kwam even later nog bij, dat ik plotseling de enorme nutteloosheid van het leven inzag. Op cellulair niveau betekent het leven niet veel meer dan het maken van eiwitten uit genen, zodat deze eiwitten er met stoffen van buiten de cel voor kunnen zorgen, dat er weer genen worden opgebouwd.
Dit cirkeltje is kleiner dan ik me ooit had kunnen indenken. Is dit dan echt alles? Ik vrees dat mijn antwoord hierop moet zijn: ja.
Dit is alles. En je maakt mij niet wijs dat er iemand als een god bestaat, die van zoiets onbenulligs zoiets ingewikkelds als het leven heeft gemaakt. Een god zou iets zinnigs nemen. En hij zou het eenvoudig laten.
Het is de evolutie die moest beginnen bij iets wat zo klein mogelijk was. En ik vraag me alsmaar meer af, waarom die evolutie dan ontkend moet worden.
’t Durp is stil ’t liekt verloate
’t rimpelt in ’t oavendlicht
hugstes ’n paar minse proate
deure dreie langzaam dicht
’t Durp is muuj ’t is verslaage
’t durp dat verloer vandaag
verloer mier dan ’t kos verdraage
’t waas teveul, wat ’t zaag
Heej stong midde in ’t leave
alles wat ‘ie zei en doch
doar ging genne weg an neave
heej haj an twieje wurd genog
’t Durp woar ‘ie waas geboare
dat bouwde ‘ie met elke stien
dat durp het vandaag verloare
’t durp is vandaag allien
Vur iederien din os is veurgegoan
vur iederien din alles het gegeave
Enne gojje mins blieft altied leave
’n Leave lang de moeiste kleure
gerimpeld in ’t oavendlicht
dat bield dat kos vur ieuwig deure
de zon, de wind in zien gezicht
’t Durp mot opnij beginne
’t wil allien mar troest en tied
’t durp blieft vurleupig binne
’t durp is zichzelf kwiet
Vur iederien din os is veurgegoan
vur iederien din alles het gegeave
Enne gojje mins blieft altied leave
(Jack Poels – Rowwen Hèze, ’t Beste van 2 Werelden, 1999)