Vorige week ademde je nog, al was het wat zwaar. Het ging allemaal zo snel. Je was al weg toen ik nog in de trein zat.
Ik kan het wel beseffen maar niet bevatten, ik heb het nooit kunnen bevatten.
Hoe mensen van de ene op de andere dag niet meer bewegen en zich nooit meer zullen bewegen. Het klinkt zo logisch – als een lichaam het niet meer doet houdt het ermee op – maar ik snap niet hoe alle gedachtes, alle kennis zo snel weg kunnen trekken. Verloren gaan. De herinneringen die je misschien nog had aan vroeger.
En hoe je nu ligt te kijken, al kun je het niet zien.
Lieve opa,
Bedankt, ik zal je fratsen nooit vergeten.
Ik zal ook prutsen, fietsen, bramen plukken
en kastanjes eten.
Van veraf was het zo mooi
En ik hoop dat het me ooit zal zijn vergeven
Ik bracht m’n dagen door
Dromend dat je bij me was
Van veraf was het zo mooi
Hoe kon ik denken dat het anders zou zijn?
Hoe kon ik denken dat het groter dan de wereld was?
Hoe kon ik denken dat we samen zouden zijn?
Van veraf was het zo mooi
En ik zal je nooit vergeten
Ik breng m’n dagen door
Wetend dat het pijn blijft doen
Van veraf was het zo mooi
En er is niemand die het meevoelen kan
En er is niemand die iets troostends hoeft te zeggen
En er is niemand die voor mij schoon schip moet maken
Dat doe ik zelf wel…
Van veraf was het zo mooi
En ik hoop dat het me ooit zal zijn vergeven
Hoe kon ik denken dat het anders zou zijn?
Hoe kon ik denken dat het groter dan de wereld was?
Hoe kon ik weten hoe het is om zoveel spijt te hebben?
Of is het maar verstreken tijd?
Van veraf was het zo mooi…
Ik schrijf geen brief om te zeggen dat ik je vriend wil zijn, of juist je vijand. Ik schrijf geen brief om iets belangrijks te vertellen. Niet om te zeggen hoe goed of slecht het met me gaat, niet om iets aan je te vragen.
Misschien schrijf ik deze brief zelfs niet eens aan jou.
Ik schrijf alleen maar om te schrijven. Omdat ik daar gelukkig van word. Omdat ik blij ben om de muziek en de vogels en de lucht die – hoe vanzelfsprekend – blauwer is dan de wolkenstrepen die er helaas nauwelijks zijn, en ik zeg dat ik wacht op de zonsondergang die de strepen elk hun kleur zal geven.
Ik wil vertellen dat alles langs me heen gaat wat ik niet over me heen wil laten komen. Ik weet niet waarom of hoe ik dat geleerd heb en ook niet of het goed of slecht is, maar het is.
En met dat ik me daar niet druk om ga maken maar er gewoon gelukkig mee zal zijn, ben ik al aan het einde van deze brief, die nergens over ging en ook nooit ergens over zal gaan. Een brief van vandaag, omdat het morgen anders kan zijn. Misschien vond je het wel de moeite om te lezen.
Het glas is stuk. Ik zie een p die er niet is: Heselaanp. Zo gaat dat. De letters op mijn hand zijn rood. Ik lijk een ei, dat is bestempeld. Mijn blik gaat van het ei naar het bushokje, het ei, het bushokje, de branddetector, die aan McFlurry doet denken. Ik krijg geen honger.
Het is stil. Alleen de bus die optrekt maakt meer herrie dan mijn vulpen, die hard klikt als ik de vulling verwissel. De punt was vies en ik maakte hem schoon. Mijn wijsvinger is zwart, en het papier waarop ik eigenlijk begon. Al die inkt.
Ik denk werkelijk nergens aan. Soms kijk ik rond of niemand valsspeelt. Het is stil, maar buiten wordt naar binnen gezogen. Weer een bus.