Olie, roet en ijzer
Hij veegde zijn donkerblonde haar van zijn voorhoofd. Hij voelde de diepe snee in zijn vuile, bebloede vingers. Zijn gezicht en haar waren stoffig en vettig. Het was zo al zo vaak gegaan. De vele littekens op zijn handen vertelden het verhaal.
Het geraas van de machines overstemde zijn pijn. Door de ramen kwamen een paar zonnestralen die de grauwe ruimte zwak verlichtten. Hij hoestte. De lucht was zwaar en bedompt, binnen niet erger dan buiten waar honderden schoorstenen in de geelbruine wolken ademden.
Doodmoe was hij, maar hij pakte zijn werk weer op. Met al zijn kracht bediende hij de metersgrote katrollen. Hij wist dat hij hier zou sterven. Zoals zijn vader hier stierf, zoals zijn grootvader en zijn overgrootvader hier stierven. Zo was het. Hij dacht aan zijn kinderen. Zijn drie dochters, die hij nauwelijks zag: hij werkte alle dagen. Als hij ’s avonds met een paar centen thuis kwam, was hij zo moe dat hij meteen ging slapen.
Dat was het leven. Hij was blij met het werk wat hij deed. EƩnmaal was hij in de nabij gelegen kolenmijn geweest. Precies zulke katrollen als degene die hij nu bediende, hadden hem ver in de grond gebracht. Dieper en dieper. Het was er nog duizenden keren donkerder dan in de hoge fabriekshallen. Het beklemde hem. De mannen in de mijnen waren bang, had hij gevoeld. Ze hadden geen keus: alle dagen waren zij daar beneden in de smalle, doodlopende gangen, afhankelijk van de krakende lift. Hij zou nooit vergeten hoe die dag de oorverdovende schreeuw had geklonken van een man die werd gedood door een instortende steunbalk. De weg terug omhoog, terug naar de donkerbruine dag, was eindeloos geweest.
Hij probeerde het te vergeten en vocht verder. Zijn gestreden lijf droeg zijn zware en gespierde romp. Het vuile zweet liep langs de bruine, kloppende aderen in zijn hals en armen. Zijn handen tot machines geworden, die op dezelfde ogenschijnlijk eenvoudige manier als het draaien van zijn sigaret de kettingen bedienden.
Die avond was de zoveelste avond waarop hij zijn lichaam naar huis droeg en wist dat de volgende dag weer zo lang, donker en moeilijk zou zijn. Maar toen hij dit keer in zijn kleine huis kwam, kuste hij zijn dochters met zijn zwarte lippen en hij omhelsde ze. Hij voelde de kracht van het doel dat hij had. Hij zou voor ze zorgen zo lang hij kon, hoe zwaar het ook was in deze wereld vol stof en roest. Toen hij sliep voelde hij het kloppen van de wond die hij die dag had opgelopen als bewijs voor wat hij had gedaan. Zijn gerimpelde gezicht lachte in de korrelige nacht.
Wat mooi!
Wat mooi inderdaad! Een kloppende tekst, net als de wond die je beschrijft.
De handen doen het hem. Eigenlijk heel het fysieke van het stuk tegenover het leed van het daar werken en het feit dat hij weet dat hij zijn afgedragen lichaam daar achter zal laten. Erg mooi dus :)
Dank jullie :)
Het fysieke was ook het leukst om te schrijven. Ik ben van deze man gaan houden in de korte tijd nadat ik hem bedacht.
Erg leuk, het lijkt net echt. Tot dat ik het hier boven las dat je hem bedacht hebt :(
Liefs
heel mooi geschreven, leuk om te lezen :-)
:)
De volgende keer zal ik proberen het niet te verklappen als ik het bedacht heb :P
Ik zie het helemaal voor me.. :)
Dat was precies de bedoeling! :)
Wauw Es, wat mooi.
Het lijkt me verschrikkelijk om in een mijn te werken (ja ik weet dat het maar kort in je bericht voor kwam)
:) Die mijn komt er eigenlijk in voor dankzij jou. Ik moest aan jou denken, omdat jij een tijdje geleden wat dingen over mijnen schreef. En toen verzon ik dit!
Blijft een prachtig stuk!
Thanks :) Woow, bijna vijf jaar geleden al…