Een versteende herinnering
‘Zullen we ruilen?’
Het meisje keek haar broertje met grote, vrolijke ogen aan. Haar broertje schaterde en grabbelde in het hoopje stenen dat voor hem lag. Hij koos een rond, wit kiezelsteentje uit en legde het in haar hand. Voorzichtig pakte hij het kleine, gele bloemetje dat het meisje voor zich neer had gelegd en hij stak het tussen de steentjes.
‘Zullen we nu houtjes ruilen?’ vroeg hij ontdeugend, zijn gezicht half verbergend achter zijn handjes.
Het meisje keek haar broertje streng aan.
‘Dat mag niet, dat weet je wel. We mogen niet aan de houtjes komen.’
Ze keek opzij, naar de houten kruisen die naast haar in de grond staken. Ze waren groter dan haar broertje. In het hout waren nummers gekrast. Maar hoe ze het ook probeerde, ze had nooit begrepen wat die nummers betekenden. Starend dacht ze na over alle nummers die ze kende. Ze merkte niet hoe haar broertje haar aandacht probeerde te trekken en uiteindelijk alle bloemetjes bij haar wegpakte en tussen zijn steentjes stak.
Pas toen ze een geluid hoorde, keek ze op. Een grote auto die ze niet kende reed door de poort. Twee mannen met rare petjes stapten uit en kwamen naar hen toe.
Het meisje snapte niet wat deze mannen kwamen doen. Bang keek ze hen aan. Ze voelde hoe haar broertje haar hand pakte.
De mannen stonden even stil en keken elkaar aan. Tenslotte begon één van hen streng tegen haar te praten, maar ze snapte niet wat hij zei. Ze keek geschrokken naar de mannen op. Haar broertje begon te huilen. Toen stond ze op, pakte haar broertje op de arm en rende zo snel mogelijk weg.
‘Mamma, er zijn gekke mannen in de tuin!’ Snikkend keek ze haar moeder aan. ‘En ze zeggen dingen die ik niet snap!’
Haar moeder aaide haar troostend over haar hoofd.
‘Rustig maar, ik heb ze gezien. Ze doen niks. Straks gaan ze weer weg. Kom maar binnen spelen met je broertje.’
Het meisje zette haar broertje weer neer en liep met hem naar binnen. Wat kwamen die mannen dan doen? Ze keek om zich heen. Haar broertje rende meteen naar zijn houten trein in de hoek. Haar moeder was weggelopen.
Aarzelend liep ze naar het raam. Ze tuurde langs het kozijn naar buiten in de hoop dat de mannen haar niet konden zien. Toen ze haar hand op de vensterbank legde, merkte ze pas dat ze het kleine ronde kiezeltje nog steeds vast had. Ze kneep erin.
De mannen waren bezig bij de houten kruisen. Ze groeven een gat in de grond. Het gat werd groter en groter. Tenslotte stapten de mannen in het gat en ze tilden iets op. Het was groot en van hout. De mannen moesten veel moeite doen om het uit het gat te krijgen.
‘Wat ben je aan het doen?’
Het meisje schrok en draaide zich om. Haar moeder keek haar verbaasd aan en pakte haar hand.
‘Kom maar, dan gaan we samen spelen.’
Terwijl ze met haar moeder mee liep en het steentje in haar kleren verstopte, keek ze nog één keer achterom. Dat was het laatste moment in haar leven dat ze de kruisen gezien had.
Elf jaar later stond het meisje aan de poort van de begraafplaats. Het was een kille dag en haar haar waaide in haar mond. Maar het ronde, witte kiezelsteentje had ze stevig vast.
Behoedzaam opende ze de poort en ging naar binnen. Ze hoefde maar één stap te zetten voor ze het ijskoud kreeg. Terwijl ze rond keek, sprongen de tranen in haar ogen. Ze pakte het briefje uit haar jaszak en keek ernaar. Deze vijf cijfers ging ze hier nooit terugvinden. Waar ze ook keek strekten de rijen met stenen kruisen zich uit. Allemaal even kaal en grijs, allemaal net zo vergeten als de oorlog zelf.
Langzaam scheurde ze het papiertje tot kleine snippertjes, het kiezeltje met pink en ringvinger in haar rechter handpalm geklemd. Waarom had niemand dit ooit verteld? Waarom had ze moeten vermoeden dat deze drama’s zich hadden afgespeeld? Hoe had ze moeten weten dat het er niet vijf, maar duizenden waren? Zou haar broertje het ooit beseft hebben?
Ze keek naar het steentje, maar dacht niet lang na. Met een krachtige haal gooide ze het tussen de graven. Het kwam niet ver. Het kwam helemaal niet ver. De afstand die zij kon bereiken was niks bij de afschuwelijke uitgestrektheid van deze plek.
Nu wist ze pas zeker dat niemand dit ooit volledig zou kunnen beseffen.