Als je al die woorden dan een stuk of twintig keer gehoord hebt gebeurt het meestal. Je hoeft niet eens goed te luisteren om het te horen, want een keer zal het er vanzelf uit springen.
“Toen waas ik alt, en nou bin ik wir jong, en preuf ik de nevel van toen op mien tong”
De zin die ontbrak in de recensies. Maar het is hem, het is de mooiste van de nieuwe plaat.
Hoe weinig woorden een lang maar vooral prachtig verhaal kunnen vertellen, een heel leven zelfs. Over het verleden, dat telkens aan de toekomst gelijk bleek te zijn. Over kinderen die aan hun ouders vragen wat het leven ze zal brengen en over ouders die rimpels rond hun ogen lachen, als ze zichzelf als kind weer zien zitten. Over moeders en dochters, bomen en weides, straten en huizen, de zon, de maan, regen, wind, de kroeg, de kerk en de fiets die je altijd overal naartoe bracht.
Toen was ik oud en nu ben ik weer jong. Als ik dat over dertig jaar kan zeggen, kan het bijna niet anders of ik ben al die tijd gelukkig geweest.
Iets wat er plotseling is en een traktatie waard. Laboratoriumoverleg met koekjes. Datzelfde laboratorium moeten verlaten; daar denk ik niet aan. Morgen vroeg opstaan, zelfs dat heb ik er voor over. Feeststemming op de fiets. Onderweg twee keer een docent van de middelbare school tegenkomen, en het wel in hun oren kunnen tetteren: “Ik heb een promotieplek!” Maar nee, ik moet ze geen beroerte bezorgen. Ze worden ook ouder.
Terug naar huis over het paadje waar ik fietste toen ik naar de basisschool ging. Heuveltje op, heuveltje af. Woei. Volwassen worden is ook kind zijn. Door de poortjes bij het station: ik kan het nog zonder af te stappen. Dromenland en per ongeluk links over de weg fietsen, omdat ik normaalgesproken altijd loop, van het station naar huis. Ach. Niemand gezien.
In Duitsland kun je wandelen. Dat had je vast niet verwacht. Maar het kan, en soms stippelen ze er routes voor je uit die ze ‘lehrpfad’ noemen.
En het is niet dat ik dat nou zo interessant vind of zonodig iets wil leren als ik ga wandelen, maar één van die lehrpfaden leek over een mooie route te lopen. En wat bleek? Je leert er echt wat van:
Volg niet klakkeloos de bordjes ‘Lehrpfad’; die kunnen namelijk zomaar totaal in de verkeerde richting wijzen, zodat je de route uit je boekje kwijtraakt. Gebruik een goede kaart!
Als je van de route af bent, kun je het beste even aan toevallige voorbijgangers vragen waar je heen moet, ook al weet je het best. Goed voor je Duits.
Als je niet de bordjes ‘Lehrpfad’, maar je boekje volgt, kom je ineens bordjes tegen onder bomen waarop staat wat voor boom het is. Aha! Waarom de richtingbordjes dan de andere kant op wijzen weet waarschijnlijk niemand.
Rotbuche. Buche? Klinkt als beuk. Ik kijk omhoog. Ja, dat is absoluut een beuk, een flinke ook. Een rode ofzo? Tja, er staat niet bij waaraan je dan zou moeten zien wat voor beuk het is, dus dat schiet niet op. Maar Buche is dus beuk.
Als je bij een spoorlijntje staat te wachten tot er een trein komt omdat je een mooi plekje hebt gevonden voor een foto, komt de trein pas als je het net hebt opgegeven en bent weggelopen.
Zo zie je maar weer. Geen bal over bomen geleerd, maar toch een hoop kennis rijker.
Het was lang geleden dat ik de Nederlandse kust had gezien, te lang geleden. Vandaar dat Joyce mij vroeg of ik een keertje naar Scheveningen wilde komen! Dat laat ik mij natuurlijk geen twee keer zeggen (vragen?) en mijn verwachtingen werden waargemaakt, want Joyce is een hartstikke gezellige meid. Tel daar de zee en een lekker zonnetje bij op, en het strand dat is verbreed sinds ik voor het laatst in Scheveningen ben geweest: het is mooi geworden. Ze kunnen nu alleen wel opnieuw beginnen, want ik heb het halve strand in mijn schoenen meegenomen.
Oh ja Joyce, ondanks mijn ijverige gesmeer ben je niet de enige die verbrand is…
Reden voor een feestje, want dit is het vijfhonderdste bericht op mijn weblog. Dus haal een stuk taart en een glas cola tevoorschijn en vier het met me mee! Oké, eerlijk is eerlijk, ik houd niet van cola dus ik heb een kop thee bij de taart gedronken. Eigenlijk was het trouwens ook geen taart, maar vlaai. En eigenlijk was het voor de verjaardag van mijn zus. Details.
Waar was ik? Oh ja, vijfhonderd berichten is natuurlijk pas halverwege de échte mijlpaal van duizend. Als ik op hetzelfde tempo doorga bereik ik die op 26 juni 2018. Nou, het zal mij benieuwen of ik het tot dan volhoud (en of jullie tegen die tijd ook nog op mijn blog te vinden zijn haha (even de druk opvoeren)).
Speelgoedtractor van mijn nichtje
boerenwormkruid in de berm
kleurpotlood, verjaardagstoeter,
de atlas die me heel de wereld overbrengt
blinkende pedalen onder de piano,
mijn saxofoon, het zonlicht in de bomen
plots zie ik het ook,
ik zou wel uren kunnen dromen.
Een egaalgeale cd
en zelfs de acceptgirokaart,
voor dit geluk had ik desnoods
wel honderd geale euro’s gespaard!
Uit conditie en tegen de wind. Het asfalt is niet eens stroef, maar mijn benen zijn net emmers water. En dan die rug, die nog wel het zwakste punt van al is: lichte of zware inspanning, de houding alleen maakt dat mijn onderrug het te verduren krijgt.
En ik had mezelf nog wel beloofd een goed tempo te kiezen op de weg terug, zodat ik in één keer door kon gaan. Die stomme wielen ook, het heeft nu wel weer lang genoeg geduurd. Ik verlang naar het ijsseizoen.
Eigenlijk ben ik een beetje boos. Ik denk aan jou, hoe je niets meer hebt laten horen, terwijl ik mijn vragen zo duidelijk gesteld had. Je kon niet genoeg benadrukken hoe belangrijk ik voor je was. Als collega. Voor een vriendschap kost ik zeker te veel moeite? Is het dat? Nou, daar trap ik dan mooi niet in, zo veel heb ik in dit korte leven wel geleerd.
Ongemerkt heeft mijn ergernis me stil doen staan. Ik zie een paaltje waarop ik besluit te gaan zitten om kwaad naar de hemel te staren. En dan realiseer ik me opeens: braamstruiken. Hier, op dit stuk weg staan braamstruiken en het is midden augustus, zoeken dus. Ik steek de weg over en dan zie ik het pas: er valt hier niks te zoeken. En dit zijn niet zomaar bramen, dit zijn bramen met een hoofdletter B. Wat zeg ik? BRAMEN! Prachtige dikke gitzwarte met een dun laagje spoorwegstof – het kan me niet schelen. Terwijl ik door de berm kluun komt er geen einde aan. Wat is er lekkerder dan vers fruit bij het sporten?
Ook in het bos was niets te vinden van wat ik zocht. Het was er stil. Geen vogels, geen krekels, alleen de wind die de boomtoppen treiterde. Stil en donker. De weinige zonnestralen die het puntendak konden doorboren vielen op wat lage begroeiing en een bed van naaldenstof. Geen bloemen, geen leven.
Ik raapte een sparrenappel op en ging liggen. Het geel en groen boven me was warm in mijn ogen. Het was hier prachtig, maar waarom deed alles me aan jou denken, jij, die er nog nooit geweest was?
De maan tekent in de lucht. Heldere strepen in het donker zomerblauw, boven de velden van krekels en oneindig tjirpen.
Aan een krekel die toevallig dichtbij zit hoor je dat de muzikanten niet helemaal onuitputtelijk zijn: zijn overstemmende geluid houdt om de zoveel seconden even op. Maar het naar adem happen kan het orkest niet weerhouden van een eindeloos lied.
Een mug zoemt. Ze vliegt voor mijn bezwete gezicht. Maar dankzij mijn hor kan mevrouw de soliste lekker niet dichterbij komen. Het is binnen angstaanjagend warm, en geen zuchtje wind op dit avonduur: daarom hang ik voor het open raam.
Een witte vlek op het hemelplafond. Ik heb mijn bril niet op, maar voor concerten heb ik die ook niet nodig.