Ik zie het voor me. Honderd mannen en honderd vrouwen. Van ongeveer mijn leeftijd, en vooral: met dezelfde visie. Ik ben één van hen.
Enkele vrouwen beginnen. Eerst zachtjes, pasgeboren zinnen. Ze groeien. Kruipend langs de muren omhoog en ze maken zich meester. Honderd monden, totdat de mannen neuriën. Klimmend in de torens. En langzaam wordt de klank compleet. De woorden, de bassen, tenoren en vooral al die akkoorden. Totdat iedereen vanzelf de ogen sluit en weet waarom wij daar staan.
We zingen over de stad. Triomf, een ode aan het leven. En tweehonderd eindigen in één laatste toon, die zich verdunt tot in het luchtledige. Totdat de klokken luiden.
Vandaag was de grote dag van mijn diplomauitreiking. Het is echt wel leuk om een dag in het zonnetje gezet te worden: lovende woorden van je begeleiders, dolenthousiaste familie en lekker eten. Maar. Dat is nog niet alles, nog láng niet alles. Lees met mij mee:
“Met het oog op de toekomst geeft de universiteit je graag een speciaal cadeau: een afstudeerkoffer.”
Daar bedoelen ze mee: een papieren mapje met een handvat. Dan weet je dat.
“Je ontvangt die bij de uitreiking van je masterbul.”
Ik zag het meteen al voor me. Ik heb vaker met het bijltje ‘diplomauitreiking aan de Radboud Universiteit’ gehakt: je krijgt een diploma in je handen gestopt, een diplomasupplement, een koker om de reutemeteut in te stoppen, per slot van rekening een roos en ondertussen moet je nog mensen handen schudden ook. Waar ik die ‘koffer’ dan nog moet laten weet ik niet, even op de grond zetten is er in ieder geval niet bij want dan vallen papieren mapjes om.
“In de koffer vind je onder andere drie vouchers die ieder 6 EC waard zijn. Hiermee kun je een vak volgen dat je altijd nog had willen doen.”
Na het lezen van deze zin had ik zeker een kwartier nodig om bij te komen. Vakken volgen die ik altijd nog had willen doen. Wauw universiteit, daar zat ik nou net op te wachten. Na vijf jaar braaf naar college gaan, in slaap vallen achter de boeken en al mijn nagels afbijten voor het tentamen sta ik werkelijk te popelen om nóg meer vakken te volgen. Waarom de vrijheid van literatuuronderzoek als je feitjes uit je kop kan stampen? Voor achttien studiepunten maarliefst. Dat staat gelijk aan drie maanden. Weet je hoe veel geld ik kan verdienen in drie maanden? Genoeg om collegegeld te betalen voor een tweede master. Jammer dat jullie dat rekensommetje zelf niet konden maken. Maar toch bedankt.
Op de eerste dag waarop ik mijn nieuwe winterjas droeg stapten er niet één, maar verdorie twéé troela’s uit de trein met precies dezelfde jas. Wat een ramp. Ik had het ding nog geen uur aan gehad en ik schaamde me al dood. Wat bezielt die tuttebellen? Ik bedoel, ik heb schoenen in dezelfde kleur, dus als er íemand recht heeft op deze jas dan ben ik het. Dat ze dat maar even goed begrijpen.
Als dit zo door zou gaan zou ik tien keer per dag een alter ego van mezelf tegenkomen. Wat een goedkoop gedoe, en zo goedkoop was die jas niet eens. Je zou nog liever een vormeloze regenjas aantrekken, dan weet je tenminste dat niemand anders die heeft – op een enkel unisex stelletje na dat met grote rugzakken en te korte broeken het bos onveilig gaat maken. Laat trouwens maar zitten.
Hoe dan ook, laat dit niet nog een keer gebeuren. Want dan vlieg ik dezelfde dag nog naar New York om daar een nieuwe winterjas te kopen.
Als klap op de vuurpijl had ik gedacht dat ik met zo’n opvallende jas vast indruk kon maken op leuke jongens, maar in plaats van leuke jongens kwam ik de creep weer eens tegen. Ik nam de kleur van het trottoir aan, maar dat mag natuurlijk niet echt baten als je in zo’n knalkleur gehuld bent. Het enige lichtpuntje aan de hele situatie: nu denkt hij tien keer per dag dat ik eraan kom, en dan is het iemand anders. Terwijl ik in New York aan het shoppen ben.
Langzaam wordt het donker. De biologische klok heeft zeker zes uur, maar de wekker pas vier. Wat een tijd, zeeën van tijd op een zaterdag. Zo veel wat ik kan doen.
De regen kietelt zachtjes het raam. Kietelt, krabt. Geklater in de regenpijp, maar ik hoef nergens heen en kijk naar de natte grijze tuin, het zwembad onder de lichten op straat. Ik kruip onder een lekker warme douche, van de douche in een dikke fluwelen trui en ik bedenk me wat ik aan zal trekken als het morgen weer droog is.
Misschien hadden jullie het al gemerkt: het is vijf dagen geleden dat ik voor het laatst een bericht heb geplaatst. Oh my god. Is het niet vreselijk? Normaal zou ik mijn lezers nooit zo lang laten zitten.
Het is crisistijd in mijn agenda. En dat terwijl ik maar 19 uur in de week hoef te werken. Hoe dat komt? Onderzoeksvoorstel schrijven, twee keer in de week schaatsen, verjaardag hier, verjaardag daar, saxofoonles, pretpark, vriendinnen die op stap willen, workshops, koor, diplomauitreiking voorbereiden (jawel, dat moet), op zoek naar een bandje, rijles, shoppen, huisarts en nog meer van dat soort dingen. Je zou bijna vergeten dat ik ook moet eten en slapen. Ik ben nauwelijks thuis, laat staan dat ik tijd heb om iets te schrijven. Of überhaupt om inspiratie te hebben. Ik loop al drie dagen rond met het plan om iets te plaatsen, maar het kwam er niet van. Sorry…
Een goed humeur moet soms verpest worden. Bijvoorbeeld door jongemannen die schuin tegenover je komen zitten in de trein en op je zenuwen gaan werken door luidruchtig op de vingers van hun rechterhand te kauwen. Voor dat soort jongemannen heb ik een aantal vragen:
Hoe lang doe je gemiddeld met één vinger?
Waar koop je de nieuwe?
Moet je dan steeds opnieuw leren schrijven?
Neem je er wel eens een sausje bij?
Waarom is je rechterhand lekkerder dan je linker, ben je soms van het slag dat met links zijn billen afveegt?
Word je in het openbaar vervoer wel eens met een willekeurig voorwerp op je hoofd geslagen en zo ja, verbaast dat je dan?
Eet je ook stukjes van andere mensen?
Toen ik me die laatste vraag bedacht ging hij gelukkig net.
De kaas die van het brood gegeten wordt, in optocht door een kaal huis. Langs de plinten en muren, als bladerdeeg.
Ik kijk naar de toetsen en zoek. Ik zoek naar de kleppen en blaas. Mijn stem trilt, en toch zit hier geen beweging in. De lucht verslapt, de tegels onder me zijn koud en de bladeren muziek buigen zich naar de grond. Ik verwijt ze dat ze wit zien, tegen beter weten in.