“Een maand maar. En dan kom ik bij je, voor altijd.”
Hij meende het, en toch was het niet waar. Het vliegtuig steeg op en nam zijn paspoort mee. Het moederland wachtte, en ik keek toe en vreesde want ik wist het, al wist ik nog niet wat.
Ik wachtte. De pijn van het wachten was nog erger dan het weten.
Er steeg een vliegtuig op, jankend boven zijn stad. Het kwam niet naar hier.
Hoe Jezus stierf.
De lichten weerspiegelden vanaf het begin in onze ogen. De kinderen zongen: “Hosanna!” “Gezegend is God!”
En wij deden de rest. Hoe hij verraden werd. We geselden hem, droegen zijn kruis op onze stemmen, en slaakten de laatste kreet voordat hij stierf.
Eén minuut stil. Ik staarde naar de kerkmuren. Tranen in mijn ogen toen het zingen weer begon.
We zongen het lied van hoop. En daarna was het feest. Feest! Het is gelukt! Een nieuwe passie, zo mooi, zo veel stof tot denken. En dat allemaal vanwege die maffe, overmoedige componist. Maar gek is hij niet. Hij is geweldig. Hij heeft het klaargespeeld.
Ik tel de dagen af. Nog vier nachtjes slapen. Vier nachtjes voordat alles eindelijk samenvalt. De koren, het orkest, de regie, de kleding, het licht, de kerk en niet te vergeten: publiek.
De repetities worden steeds langer maar ook steeds mooier. Naarmate iedereen het beter kent is er meer tijd voor dynamiek, emotie en samenhang. Luisteren naar elkaar. Met velen zijn en merken dat je stem getraind begint te raken, fit is. De dirigent omver blazen.
Soms sta ik van woede te trillen op mijn benen. Ik vóel de muziek, meer en meer.
Ik kan niet wachten. Zondag, dan, eindelijk. En voor wie ik nu nieuwsgierig heb gemaakt:
Het is volop lente. Ik was vergeten hoeveel vogels hier dan fluiten.
Ik kijk de tuin in. Het lijkt alweer zo ver terug. Nog niet zo lang geleden stond ik hier elke dag te kijken. Of het nu vogels, regen, sneeuw of bloemen waren. En ongetwijfeld dacht ik er dan wat van, maar ik kan me van die ontelbare keren echt niet meer herinneren wat.
En nu? Ben ik eigenlijk ooit in mijn leven zo lang niet hier geweest?
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: ik weet niet hoe ik had geheten als ik een jongetje was geweest. En dat betekent niet dat mijn ouders daar nooit over hebben nagedacht. Ik herinner me dat ze een keer een poging hebben gedaan het mij te vertellen. Maar ze wisten het zelf nog maar half.
Het kwam er in ieder geval op neer dat de betreffende jongensnaam net zo belachelijk onlogisch is als Esra, en niemand hem dus kan onthouden.
Daar ging het waarschijnlijk al mis met mij.
Ik ben gewoon voorbestemd om een rare te zijn. Als je mij zou moeten omschrijven zou je wellicht beginnen met oprecht, intelligent, creatief, voorzichtig… Maar dan kom je er toch echt niet meer onderuit dat ik overdreven vrolijk en eigenlijk gewoon zo gek als een deur ben.
Anders dan anderen, het blijft niet beperkt tot een blij aapje met een enorme mimiek. Ik, koukleum, houd van de winter – niet meer dan van de andere seizoenen want ze hebben allemaal hun charmes, maar toch, ik houd van de winter. Ik, bierhater, heb als kleuter in één keer een glas bier achterover getikt; ik geloof niet dat ik later in mijn leven nog ooit zo snel een biertje naar binnen heb gekregen. En desondanks houd ik van de geur van bier. Liefst de geur van uitgedroogd, in de vloer getrokken bier, met een vleugje sigarettenrook er doorheen. Het doet me denken aan feest. En feest is fijn. Zo veel herinneringen.
Ook als schrijfster val ik uit de toon want ik lees geen boeken en kijk geen films. Oké, dat is niet helemaal waar, ik kijk heel af en toe een film. Maar als ik moest kiezen zou ik eigenlijk liever een boek lezen. Vraag me niet naar het waarom van dit geheel. Daar gaat het niet om – er is iets veel belangrijkers in mijn leven en dat is muziek. Ook al stond ik ook op dat gebied in eerste instantie niet vooraan in de rij, want toen iedereen allang fan was van de Spice Girls had ik nog geen flauw idee hoe je een cd in een cd-speler stopt. Inmiddels weet ik dat wel, zo goed zelfs dat ik te lui ben om uit te vogelen hoe iTunes werkt. Downloaden is voor mietjes. Ik wil keiharde cd’s en boekjes waar ik doorheen kan bladeren.
Enfin. Ik hoef niet te vertellen wat mijn favoriete muziek danwel artiest is. Het heeft iets met accordeons te maken. En dat vind ik dan ook zo belangrijk dat ik gerust durf te zeggen dat ik over tien jaar accordeon speel. Over de rest van mijn toekomst durf ik nog geen uitspraken te doen (behalve dat het zeer waarschijnlijk is dat ik over tien jaar 34 ben), maar dát is belangrijk. Ondanks dat er heel veel mensen bij hoog en laag beweren dat accordeon een lelijk instrument is. Ik vind van niet. En als je me niet gelooft moet je misschien “Och, megje toch” eens luisteren. Zo klein, vooral het accordeonspel. Zo mooi. En zo waar, zo op mij van toepassing. Ik huil er steeds van.
Mocht je je overigens afvragen waar dit eigenlijk naartoe gaat: nergens heen. Het enige is, dat ik nu stiekem alle vragen van een tag van Naomi heb beantwoord. Sommige aspecten van tags vind ik namelijk niet passen op mijn weblog, dus doe ik het lekker op mijn eigen manier.
Ik weet het. Ik ben een rare.