Oké, ik geef heel eerlijk toe dat ik eigenlijk niet zo veel te vertellen heb, vandaar dat ik het eerste woord maar een beetje heb verlengd. Ik zou weer een heel verhaal kunnen houden over mijn pretparkbeslommeringen en de resulterende natte billen (ja, alweer), maar daar zitten jullie vast niet op te wachten. Op mijn vrees voor het aankomende bezoek aan de kaakchirurg waarschijnlijk evenmin, al zijn jullie er waarschijnlijk een stuk minder jaloers op. En dat ik probeer te genieten van het leven nu het nog kan, ach. Zo bijzonder zijn al die etentjes nou ook weer niet.
Ik kreeg zojuist een enquête in de bus. Ik ben te lief voor enquêtes. Er zijn er veel te veel van, ze willen werkelijk alles van je weten. En ik vul ze toch altijd allemaal in. Bedenk je eens wat ik zou kunnen doen in al die tijd waarin ik mijn eigen privacy schend. Een fatsoenlijke column verzinnen bijvoorbeeld.
Donderdagochtend begon het. Er kriebelde iets in mijn keel toen ik naar mijn werk was gegaan, met de bus nota bene, niet eens op de fiets. Het kriebelen hield niet op toen ik thee dronk, en ook niet toen ik een dropje at. Oh-oh.
’s Avonds ging ik met vriendlief naar Rowwen Hèze. In een kleine zaal, dus gelukkig niet in een tochtige tent met rokers waar alles alleen nog maar erger wordt. Ik kon nog zingen, dat is het belangrijkste, en het was natuurlijk superleuk.
Toen begon het eigenlijk pas. We hadden besloten de volgende dag naar Slagharen te gaan, want het was de laatste kans met de spotgoedkope kaartjes die we hadden bemachtigd. Ook al zouden we dan de hele dag tussen de schreeuwende kinderen zitten. Eigenlijk was het nog best leuk. We gingen met zijn tweeën in een bootje van de waterglijbaan. Die bootjes zijn waarschijnlijk niet helemaal berekend op twee volwassenen, dus we gingen zo hard naar beneden dat we bij de hobbels bijna begonnen te vliegen. Wat best gaaf was, maar toen we beneden kwamen… Bleek ons bootje lek en liep hij binnen no-time vol water. Dus toen hadden we allebei een natte kont. Over mijn frustraties met een natte kont, zie ook hier.
De rest van de dag liep ik dus met een natte broek rond. En dat terwijl de keelpijn erger werd.
De volgende dag gingen we naar de Efteling. Je leest het goed, na Rowwen Hèze en Slagharen gingen we naar de Efteling. Wij konden er ook niks aan doen dat dat zo uitkwam.
We hadden kaartjes waarmee je een half uur eerder het park in mag. Vriendlief, die niet zo goed in achtbanen durft (maar inderdaad wel van een metershoge waterglijbaan waar je half uit vliegt, ik snap het ook niet), zei dat ik maar naar de Vogelrok moest gaan, dan ging hij naar de Pandadroom. Want die vind ik dan weer stom.
Er was geen hond bij de Vogelrok. Ook geen vogel (oké, één hele grote dan) en slechts een handjevol mensen. Ik kon twaalf keer achter elkaar blijven zitten. Dus dat deed ik, want ik ben nou eenmaal een beetje gek.
Aan het einde van de dag gingen we in de Piraña. Ik denk dat ik al niet meer hoef uit te leggen wat er toen gebeurde. Over mijn frustraties over de Piraña, zie ook hier. En de keelpijn werd erger.
Dus na drie doldwaze dagen sliep ik vannacht slecht van de pijn en lag ik vandaag de hele dag in bed. Maar dat mag de pret niet drukken. Hoop ik.
De kleuren in de bomen. Groen, geel, rood. En ik weer in mijn blauwe jas. Hoe ik me inbeeldde dat ik een foto zou maken van jou in deze beukenlaan, met de zonnestralen op je donkere krullen en je bril, je handen in je zij, starend naar je bruine schoenen en de knisperende blaadjes die het zandpad bedekken.
Er was nog meer bedekt. De zin aan mijn leven, en als ik de bomen zo weer zie snijdt het nog steeds. En wie je werkelijk was. De bomen zijn bedriegers, ze gaven me zo’n prachtig beeld.
Soms ben ik gewoon boos. Dan haat ik je, dan begrijp ik je niet, dan scheld ik op je alsof je het grootste misbaksel bent dat ik ooit heb ontmoet.
En zo voelt het dan ook. Dat de woede ineens als een golf maagzuur omhoog komt. Zo kwaad op het onrecht dat me is aangedaan. Dat het een moment zwart wordt voor mijn ogen. Dat ik zou willen slaan, dat ik op de grond zou willen wensen, lager dan laag,
laat me maar. Ik weet wel dat je het niet zo bedoelde. Maar wat kan ik er dan aan doen, dat het zó tegen alles ingaat wat ik leerde, alles waar mijn leven om draait, wat kan ik eraan doen dat ik het mezelf nooit zou kunnen vergeven? Hoe moet ik dan met jou leven?
Je weet toch dat ik van je houd.
Precies zoals me was beloofd. De haartjes kraakten toen ze naar buiten kwamen. Ik werd er een beetje misselijk van. En een dikke druppel bloed, hij liep langs mijn oor. Maar toen het eenmaal was gehecht was alles weer goed. (Behalve dan dat lachen nog steeds pijn doet…)
Soms denk je dat je alles onder controle hebt. En dan gaat het toch weer mis. “Je wordt ouder Esra”, roept er nu een stemmetje van binnen maar daar geef ik nog niet aan toe.
Het kan ook best zijn omdat ik het zo druk heb. Of dat er door dat gekke bolletje op mijn schedel een paar verbindingen in de verdrukking lagen. Die zijn nu weer vrij, dus helder denken maar.
Nouja, om eerlijk te zijn ben ik vooral heel erg moe. Waardoor ik juist constant domme dingen doe.
(Vooral op het toilet, maar daarover wens ik niet verder uit te wijden op dit moment.)
Net voor we de trein in stapten vroeg hij ineens of ik nu vakantie had. Ja was mijn antwoord, want het was zo.
“Maar… Dan wordt het hier zo ongezellig!”
Ik keek hem aan en lachte, zoals ik dat altijd doe – hoewel ik een paar avonden daarvoor die lach van mij echt even niet op mijn gezicht getoverd kreeg. Misschien was het niet lastig om te zien. Maar hij was toen de enige die er naar vroeg.
Hoe dan ook, ik lachte, en begreep precies wat hij bedoelde. Alleen het idee dat hij maar de helft van mijn reis bij me zou blijven deed me hem al missen, laat staan die vakantie. Daar dacht ik maar niet aan.
Het was goed om te horen dat hij hetzelfde voelde. En ook al waren er genoeg redenen waarom het nooit meer dan een vriendschap zou worden tussen ons, het gaf me vertrouwen. Vertrouwen in hem, maar ook vertrouwen dat er ooit nog iemand in mijn leven zou komen waar ik zonder twijfel voor durfde te gaan. Dat gevoel dat ik iemand het liefst een dikke knuffel zou geven, het was zo verschrikkelijk lang geleden.