Dat zijn de woorden die volgen op de twijfelende stilte, en de onomkeerbaarheid van de zaken.
De rillingen lopen over mijn rug, en mijn stem is gescheurd na het gillen van deze zin. Wie zingt hoe Jezus wordt gegeseld en gekruisigd krijgt een koud hart. Staat te trillen van woede.
En Jezus sterft. Hij stierf, want het volk, het opgejutte volk wilde het zo.
Waarom? Laten we in godsnaam nooit meer zoiets willen. Het gebeurt nog elke dag.
Sinds ik mijn vriend ken heb ik gemiddeld elke maand een blog geschreven met daarin het woord angst. Twintig maanden lang.
Het is geen toeval. Met hem kwam mijn angststoornis.
Zo. Ik heb het gezegd. Ben ik nu een emotioneel instabiel wijf? Ik vind van niet. Ik kan er niks aan doen dat hij mijn wereldbeeld zo grondig overhoop haalde. Het valt niet mee om mijzelf én hem ervan te overtuigen dat de wereld niet zo treurig hoeft te zijn als hij mij deed geloven. Als ik mezelf een beetje kan ompraten, dan hem niet, en andersom, zo blijf je lang bezig.
Minstens anderhalf jaar. Maar ik wil dit niet meer. Ik wil weer zijn wie ik was, nu ik besef hoe nuchter en opgeruimd ik altijd ben geweest. En dat ga ik weer worden. Dan weten jullie het vast.
In je badjas loop je het balkon op. Je leunt met je ellebogen op de ballustrade.
Ik volg je en sla mijn armen om je buik. De frisse buitenlucht. De straat en de huizen om ons heen. De lege kamer achter ons, waar we in feite alles neer kunnen zetten wat we maar willen.
Plotseling zie ik het voor me. Jij en ik, samen in een huisje voor onszelf. Dit huis, of een ander, als het maar van ons tweeën is, en we in onze badjassen kunnen lopen waar we maar willen.
Plotseling voel ik het weer. Na ruim anderhalf jaar van ploeteren en plaren stroomt het ineens door mijn lijf, en weet ik waar ik voor heb gestreden.
Geluk. Simpel geluk. Maar dit keer met jou, met een toekomst, een echte toekomst. Zoals ik het nog nooit gevoeld heb.
Ik las een interessant artikel op de website van het Algemeen Dagblad. Of ja, interessant, misschien moet ik zeggen: intrigerend. Het heet: Mannen hebben mannenavondjes nodig. De strekking van het verhaal is dat er in Duitsland onderzoek is gedaan naar een apensoort die qua sociaal gedrag erg lijkt op mensen en dat daar uit kwam dat mannetjesapen gestresst werden in het bijzijn van hun vrouwtje of gezin, maar juist minder gestresst in het bijzijn van hun mannelijke “vrienden”.
In eerste instantie irriteerde het artikel me nogal. Dat onderzoek is vast door een man uitgevoerd, dacht ik, als er met geen woord gerept wordt over vrouwen. Hebben die dan geen vrouwenavondjes nodig? En als het gezinsleven zo stressvol is, lekker aardig om je partner er dan mee op te schepen en er zelf vandoor te gaan.
Vandaar dat ik doorklikte naar de site van de betreffende onderzoeksgroep en vervolgens het onderzoeksartikel zelf. Wat blijkt? Het onderzoek gaat helemaal niet over mannenavondjes, slechts over de evolutionaire betekenis van sociale contacten. Ze hadden voor het eerst bewijs dat mannetjesapen ontspannen in de nabijheid van andere mannetjes waarmee zij het goed kunnen vinden. Dat vrouwtjesapen zich ook veilig voelen bij hun vriendinnen was al eerder bekend, evenals het feit dat de apen zich ontspannen in het bijzijn van hun partners of gezin.
Lekker vergezocht verhaal van onze AD-verslaggever dus. En die opmerking dat de stresshormonen van de mannetjes omhoog schieten in het bijzijn van hun vrouwtjes? Een ernstige vertaalfout. Misschien is onze verslaggever, naast een slechte vertaler, een man die wanhopig op zoek is naar een excuus om zijn slechte relatie te ontvluchten. Of eentje die gewoon al te veel mannenavondjes met te veel bier heeft gehad waardoor hij niet meer zoveel hersencellen heeft.
Het ergste is dat het betreffende artikel overal op het internet (door mannen) geciteerd wordt. Stop it!
De klok tikt en jij slaapt.
Alweer.
Nog steeds.
Als ik ’s morgens
wakker schrik in zorgen
en jij nog uren
onaanspreekbaar bent.
Als ik wacht op morgen
maar ook dan
je harde taal niet went.
Hoe elk gesprek me breekt,
alles alleen erger maakt.
De wijzers draaien,
ze maken me kwaad.
Wat je ook doet,
begrijpen wil je niet
wat ik ook probeer,
steeds weer dat verdriet
als ik met je praat.
En het is koud binnen. Ik slenter door de straten van een stad die ik niet ken, handen in mijn zak, mijn hoofd leeg.
Verlost, eindelijk verlost. De woorden dreunen nog na.
Ik houd van je, ik houd van degene die mijn leven verziekte… Wat moet ik dan, wat moet ik met jou. Je hebt me verraden, bedrogen! Jij was het, van iedereen die het had kunnen zijn was JIJ degene die me het meeste pijn deed, degene waarvan ik dacht dat hij als geen ander rekening met me zou houden heeft mijn vertrouwen als oud vuil in elkaar getrapt. Mijn trots, mijn liefde, mijn wereld, ALLES. Alsof het niets was… Waarom zou ik met diegene mijn leven delen?
En toch kan ik geen afstand van je nemen. Het had zo mooi kunnen zijn. De hoop blijft. Dus staan we hier, nu, in de situatie dat ik alsmaar doorga terwijl ik verzuip in mijn verdriet. Door jou. Voor jou. Terwijl je mij niet eens verdient.
Ik staar in de grijze verte. Nu is de twijfel weg. De leegte bleef, maar verdwijnt vast met de tijd. Ik ga nooit meer om je janken. De eerste onverschilligheid over een hart dat brak.
Nooit meer dat dilemma. Vrij, sinds ik dat mes in je prachtige borstkas stak.
Alleen weet ik niet of ik de weg terug naar mijn wereld nog vinden kan.
Er zijn maar weinig mensen waarmee je echt goede gesprekken kunt voeren. En als je dan, op een mooie dag, zo’n gesprek hebt, dan besef je ineens dat je dankbaar mag zijn. Dankbaar voor de lieve mensen om je heen. Dankbaar voor het feit dat er anderen zijn die echt begrijpen wat je bedoelt, en die je niet veroordelen om de keuzes die je maakt, maar je juist aanmoedigen om op de ingeslagen weg verder te gaan.
En ook dankbaar voor wat je hebt, voor wat het leven je wel gegund heeft, al is het soms zo moeilijk om dat nog te zien. En voor alles wat je op eigen kracht bereikt hebt.