Mijn korset en schoenen knellen. M’n enorme kapsel trouwens ook. Maar daar gaat het niet om. Vandaag is het de dag om eindelijk mezelf te zijn, met alles erop en eraan. Zwarte rozen, rode lippenstift, een fluwelen mantel, hier val ik niet op. Iedereen vindt het prachtig.
Eindelijk mag ik voluit lachen, en straks, als het donker is, sla ik mijn slag tussen deze domme mensenkinderen. Mijn tanden jeuken.
De muggen dansen voor het raam. Ik moet zeggen dat ze een stuk leuker zijn om naar te kijken als ze niet naar binnen kunnen, dan wanneer je ze niet naar buiten krijgt.
Uiteraard heb ik dat nog niet getypt, of er vliegt iets langs mijn hoofd.
Wat heb ik toch een hekel aan die beesten. Als ze niet linksom (door het raam) binnen kunnen dan komen ze rechtsom wel (door de deur). Ik zal zelf ook naar binnen en naar buiten moeten af en toe, dus wat doe ik eraan?
Je zou ze slim kunnen noemen, die muggen, maar daar ben ik het dan weer niet mee eens. Een mug die bij mij naar binnen vliegt overleeft het niet. Geen uitzonderingen. Hoe lang zou het duren voordat natuurlijke selectie er voor zorgt dat ze hun verstand gebruiken en gewoon buiten blijven?
Ouderwets met de wind in het haar. Ik kan het nog nauwelijks geloven. Toch weer vertrouwd, al is het zo’n lange tijd geleden en zijn er in tussentijd zoveel negatieve gedachten geweest.
Jij ging mee. Voor mij. Wachtte braaf met de tassen bij iedere achtbaan.
Je zei dat je soms wat meer zoals ik zou willen zijn. En dat je al minder zenuwachtig wordt van naar een pretpark gaan.
Je hoeft niet zoals ik te worden. Echt niet. Maar tegelijkertijd zou ik het wel leuk vinden als we samen al die lol konden hebben die ik nu met anderen deel of met mijn onzichtbare vriendje Henk, die wordt bedacht door medewerkers als de stoel naast mij weer eens leeg blijft.
Al was het maar omdat het zo fijn is om dicht bij je te zijn, en ik je dus liever niet steeds bij de ingang van een achtbaan achterlaat.
Ze draait langzaam boven de daken uit. Het vroege donker went zelfs met deze hitte.
Op tv vraagt iemand zich hardop af waarom het geluk hem niet gegund is. Hij slentert over het stukje grond waarop hij het nauwelijks een uur geleden allemaal nog voor zich zag: een huis, een tuin, een zwembad voor de kinderen. Allemaal met die ene vrouw, maar de liefde bleek een leugen.
Ik probeer de blik van de maan te ontwijken, maar ze blijft me aanstaren. Waarom geluk soms niet gegund is, wat moet ik nog zeggen. Er is geen antwoord en al zeker geen rechtvaardigheid. Ik weet hoe het voelt als die ander je vertrouwen schaadt. Dan kun je zelf nog zo eerlijk en oprecht zijn, dat maakt het wellicht alleen maar erger. Ik probeer er niet aan te denken maar ik weet het veel te goed en dat went nooit.
Dat soort misleidende reclame zou toch gewoon verboden moeten worden? Alleen al dat die vrouw de vloer gaat dweilen onder de tas van haar verkouden dochtertje. Alsof we in deze maatschappij niks beters te doen hebben, vooral met onze grondstoffen. Wat een verspilling.
Daar wil ik nog graag aan toevoegen dat verkoudheid een virus is en dat je daar dus niks tegen kunt doen met een desinfecterend, oftewel antibacterieel middel.
En dan nog. Als je zo paranoïde gaat schoonmaken met desinfecterende middelen als in die reclame, bouw je geen enkele weerstand op en word je dus ziek van elke mogelijke bacterie die je maar tegenkomt als je ergens anders bent. Als je in het ziekenhuis belandt bijvoorbeeld. Het perfecte moment om een huis-tuin-en-keuken-bacterie op te lopen natuurlijk. Als je pech hebt, wordt zo’n complicatie je fataal.
Er stijgt een plots gesuis op uit de straat. Ik duw het gordijn naast me een klein stukje open en kijk naar de dikke druppels die in het licht van de lantaarnpaal op de parkeerplaats spatten. En dan mis ik je opeens weer. De herfst in aantocht en je auto weg, een lege plek.
Een gevoel dat je door de kleinste associatie zomaar overvalt. Het vroege donker. Ik had me nog zorgen gemaakt toen het er niet was, want de liefde mag niet kwijt, maar ik had mezelf gelukkig moeten prijzen. Dit gat is zo diep en onverwacht, en je vergeet altijd hoe het eruit zag.
Ik laat het gordijn terugzakken. Als ik me weer probeer te concentreren is alles veranderd. Kwam je maar terug, was je maar hier. Hoefde je maar nooit weg.