Station Deventer, voor de weet-ik-hoeveelste keer. Zo vaak stond ik hier en keek ik hoe de trein in de verte verdween. Al zo’n eind van huis, en dan ging die trein nog verder. Over de rails in het donker recht het onbekende in.
En nu is het al de zoveelste keer dat ik in die trein blijf zitten, zelf voor mijn gevoel van de wereldkaart verdwijn. De trein maakt zich gelukkig geen zorgen en rijdt rustig door.
Voor de weet-ik-hoeveelste keer, maar voor mij is het de laatste keer. Want de afteller is bijna klaar.
Het lijkt wel alsof je aan de lucht kunt zien dat het koud is. Een doffer blauw en een scheller rood. Het blijft ietsje langer licht door het wit op de velden.
Fantasie zweeft door de atmosfeer. Als een virus. Schaatskoorts. Een luchtspiegeling in de verte, of is het toch ijs? De weerspiegeling van een eenzame schaatser op het netvlies. In het zwart gekleed. Een schaduw, een silhouet in het winterse landschap. De wens van de ziel, maar het is niet, nu nog niet althans.
Morgen weer een kans. Of de dooi die valt.
Een héél dun laagje sneeuw. Dat is genoeg. De wereld ineens in serene rust, wit en geruisloos.
Alleen het zachtjes kraken van de vlokjes onder je voeten. Pootafdrukken van vogeltjes die een graantje kwamen zoeken in het vogelhuisje. En als het speelse dwarrelen dan weer begint is het compleet. Niet het tikken van de regen, niet het tikken van de klok. Iedereen blijft binnen en de sneeuw stapelt. Geruisloos. Als het winter is, staat de tijd stil. Dan kijk ik alleen maar, en wacht ik, op de mooie dagen die nog komen gaan.
Een restje sneeuw, een snijdende wind en heel veel felgekleurde kleding. Dat was schaatsen in 1997. Ik weet het nog precies. De tv stond de hele dag aan en ik zie nog voor me hoe mijn vader begint te lachen als er een spandoek met “Piet, vergeet je stempel niet” in beeld komt. Hoe Angenent gehuldigd werd. Hoe de herhaling liet zien dat Hulzebosch die ochtend historische woorden sprak: “Thoen ik één was khon ik al loopn!”
Nog geen week eerder had ik zelf geschaatst, op de gracht van het kasteel, een meisje van zeven met dubbele ijzertjes stevig onder haar schoenen gebonden. Misschien moet ik het geen schaatsen, maar strompelen noemen. Toen we thuiskwamen had mijn moeder oliebollen gebakken.
Nu ik er bij nadenk is het best bijzonder dat ik juist aan deze twee dagen uit mijn jeugd nog zo veel herinneringen heb.
Vandaag werd de Elfstedentocht van 1997 in zijn geheel opnieuw uitgezonden, inclusief de reclames van toen en het NOS journaal met Pia Dijkstra. Even voelt het weer hetzelfde, maar tegelijkertijd weet ik dat alles anders is. Ik was zo zorgeloos. Ik herinner me dat ik het wel een beetje raar vond dat het over een paar jaar niet meer negentienzoveel zou zijn. Misschien leek het juist zo raar omdat ik geen idee had dat ook het leven anders zou worden met het verstrijken van de jaren. Niks wist ik van de wereld, van klimaatverandering. Van me afvragen of ik die Elfstedentocht zelf ooit schaatsen zou.
Gelukkig 2017!