Ik turf de dagen waarop hij bij me is. Vijfhonderdvierentwintig, vijfhonderdvijfentwintig.
Het mogen er wel dertigduizend worden. Maar je weet maar nooit. Soms ben ik bang, als hij weg is, dat er iets gebeurt en hij nooit meer terugkomt.
Dus elke dag is er één.
En als hij er weer is en ik in zijn donkere ogen kijk, voor de zoveelste keer de kriebels krijg, dan weet ik nog iets zekerder dat hij voor altijd blijven mag.
Het was een koude nacht,
Het zonlicht nog witgeel
en ik beleef weer in een roes
hoe ik het voor het eerst zoiets zag.
Een mysterieus geheel,
een winterwonder op een lentedag.
Het jonge groen en de rijke bloesem,
gevangen in een koninklijk tafereel.
Pegels aan elke knoest,
bomen als sculpturen in het landschap:
een levend ijskasteel.
Een buizerd vliegt vlak voor me langs en landt op een tak hoog naast het fietspad. Hij ziet er prachtig uit in de zon, met zijn bruin-witte verendek. “Hoi knapperd!” zeg ik tegen hem in het voorbijgaan. Hij kijkt me argwanend aan en draait zijn kop met me mee, maar geeft geen kik.
Ik fiets verder en schiet in de lach. Ik heb nog nooit met een onbekende man durven flirten, maar een buizerd is blijkbaar geen punt. Ik flap het eruit voor ik er erg in heb. Gelukkig zit mijn knapperd thuis op de bank. En die buizerd, ach, die is het vast zo weer vergeten.
De laatste jaren heb ik veel te weinig naar mijn eigen muziek geluisterd. Het kwam er gewoon niet van, en na een tijdje vergat ik zelfs dat het een mogelijkheid was.
Toen ik vorige week die goede oude playlist weer eens aanzette omdat ik me zat te ergeren aan de stofzuiger van de buren, vond ik een stukje van mezelf terug. Liedjes waarvan ik het bestaan was vergeten en die desondanks zo mooi zijn. Anders van Bløf, bijvoorbeeld. Ineens vond ik mezelf weer zingend in de huiskamer en kwamen allerlei zinnen en herinneringen terug waarvan ik niet wist dat ik ze nog ergens had.
Zoals Jack Poels het meemaakte: “Mijn moeder had een afasie, en die kon eigenlijk alleen nog maar stamelen. En toen speelde ik het liedje De Peel in brand, en ineens kwamen al die woorden weer terug.”
Dat is een treffend voorbeeld. Muziek brengt dingen terug. En je hoeft niet te wachten tot je ziek wordt.
Je zou zeggen: iemand die tijdelijk werkloos is heeft tijd zat om te bloggen. Dat dacht ik zelf ook. Maar zo werkt het blijkbaar helemaal niet, getuige het complete gebrek aan regelmaat op mijn weblog.
Laat ik even uitleggen hoe dat zit. Als je weet dat je van de ene naar de andere baan gaat, en daartussen een paar weken tijd voor jezelf wilt nemen, ga je dingen uitstellen. En die twintigduizend dingen die ik in de afgelopen maanden heb uitgesteld komen nu allemaal op mijn bordje. Zo veel dingen die ik moet of wil doen, dat mijn hoofd overvol is en ik er niet eens aan denk dat ik een weblog heb – of in ieder geval niet op de juiste momenten. Zo veel minder overzichtelijk dan gewoon overdag werken en ’s avonds tijd om iets te schrijven.
Maar ik beloof dat ik mijn best zal doen om toch met regelmaat iets online te zetten!