De tijd gaat een beetje te snel voor me. Eigenlijk is mijn doel nog steeds om elke drie dagen een nieuw bericht te publiceren, maar er zit gewoon te veel in mijn hoofd om überhaupt elke drie dagen te dénken aan het publiceren van een nieuw bericht, laat staan het te doen.
Ik kwam er zojuist achter dat ik de duizend berichten nog steeds niet gehaald heb, terwijl ik dat eigenlijk al wilde halen voor het tienjarig bestaan van mijn weblog. Dat was oktober vorig jaar. Ik heb me er toen bij neergelegd dat ik het niet ging halen, maar ik had niet gedacht dat ik er nog een jaar over zou doen en het zelfs dan met moeite zou lukken. Ik ben nu best een beetje teleurgesteld in mezelf.
Maar goed. Ik zal maar mijn best doen om het dan in ieder geval binnen elf jaar te halen. Blijkbaar is het gekkengetal voor mij weggelegd?
Afgelopen week las ik dit interessante artikel over het verduurzamen van de wereld. Om aan de groeiende wereldwijde vraag naar voedsel te voldoen en de uitstoot van broeikasgassen tegelijkertijd terug te dringen, zullen koeien in 2035 voor het overgrote deel uit het landschap moeten zijn verdwenen, zo concludeert het artikel. Dit aspect van de klimaatproblemen blijft vooralsnog onderbelicht, maar uiteindelijk zullen we er niet onderuit kunnen: veeteelt is een van de hoofdoorzaken van klimaatverandering. Volgens het Voedingscentrum is de veeteelt wereldwijd verantwoordelijk voor 18% van de uitstoot van broeikasgassen. Dit komt, kort gezegd, doordat dieren koolstofdioxide uitademen. Koeien zijn de grootste boosdoeners, omdat ze daarnaast ook nog eens grote hoeveelheden methaan opboeren.
De oplossing? Vlees en melk vervangen of in een laboratorium produceren. Daar wordt veel onderzoek naar gedaan en er zijn veel opties voor, zoals bovengenoemde artikel uiteenzet. En hoewel ik 2035 nogal optimistisch vind, het klinkt mij allemaal als muziek in de oren, want ik hoop echt dat we onze planeet kunnen redden van onomkeerbare klimaatverandering en alle gevolgen.
En zo lees ik de laatste tijd veel artikelen die mij optimistisch stemmen. Alleen… Halverwege dit specifieke artikel moest ik toch even slikken. Ineens drong het tot me door. Koeien verdwijnen uit het landschap? Geen silhouetten in de schemering meer? Oef. Ik ben opgegroeid tegenover zo’n wei met koeien, ze zijn een deel van mijn jeugd, een deel van mijn identiteit zou je zelfs kunnen zeggen. En nu besef ik pas dat mijn identiteit de laatste jaren is veranderd. Wat altijd zo vanzelfsprekend en mooi was past er niet meer in. Ik zal het missen, dat plaatje van rustig grazende dieren in het vlakke land. Maar wat moet, dat moet. En in de kop van mijn weblog blijven die koeien altijd bestaan!
De bloemen vrolijk in het gras,
dicht of open.
Ze bewogen op het doek
voorzichtig maar vastbesloten.
Een aquarel die leefde
als het gaan van de seizoenen
omdat hij in de regen was verzopen.
In een golf van wanhoop haalde ze uit naar haar eigen arm. Een stekende pijn verlamde de hele linkerhelft van haar lichaam terwijl de punt van haar vulpen onder haar huid verdween. De zwarte inkt wrong zich in dunne lijntjes tussen de cellen.
Meteen was ze met haar gedachten terug in deze wereld. En ze had nu al spijt. Maar het was al te laat, dus ging ze door. Keer op keer, stip na stip, steeds secondenlang haar ogen dicht. Zwart vermengde zich met bloedrood en drupte tenslotte op de kale vloer.
Toen ze klaar was keek ze nog eens goed en haar maag vulde zich met afschuw. De wonden diep en rafelig. Vanaf nu was er niets meer te verbergen, vanaf nu kon ze definitief nooit meer terug naar wat was geweest. Voor altijd leesbaar hoe de gebeurtenissen zich meester van haar hadden gemaakt, ook al had ze zo vaak gedacht dat alles snel weer goed zou komen. De hoop verstomde en ze huilde. Voor altijd een mislukkeling.
Dit vrolijke bericht van drie maanden geleden ben ik in de plotselinge verhuishectiek vergeten te plaatsen. Ik kwam het afgelopen zaterdag ineens tegen in mijn concepten (net als het vorige bericht trouwens, maar in dat geval was het niet echt nodig om dat erbij te zetten). Ik wil het toch nog even kwijt :)
Tren vroeg wat we, zus en ik, dan konden worden met die moeilijke studies van ons. Ik zei niet zo veel, brabbelde iets over onderzoek doen. Nog geen idee dat ik amper twee dagen later een berichtje zou ontvangen uit Twente: we willen je graag. Ik sprong een gat in de lucht. Ik heb weer een onderzoekspositie!
Zo heb je niets, en zo heb je alles. Onwaarschijnlijk hoe snel het kan gaan. Toen nog sceptisch, nu weer blij en trots om onderzoek te mogen doen. Onderzoek dat er toe doet. Ik zou willen dat ik met die trots had kunnen vertellen aan mijn grote idool. Maar die dag komt vast nog ooit.
Ik sliep er bijna niet van, zo greep het me aan. De voorstelling ging verder in onrustige dromen. Huub Stapel, die me zoals hij op het podium stond met een vragende grijns zo aan opa deed denken. Het leven kan zo veel geven, maar ook alles weer afnemen.
Het moet verschrikkelijk zijn om te weten dat je een vorm van dementie hebt en je persoonlijkheid zult verliezen. Al denk ik dat opa dat nooit geweten heeft, omdat het bij hem te laat werd herkend. Misschien maar goed ook.
En dan Rowwen Hèze, de band die het hele verhaal weer perfect in muziek wist te vangen. Met zo weinig woorden vertellen hoe het is en met zo weinig poespas wederom prachtnummers om bij weg te dromen. Heftig was het wel, die avond in de schouwburg, en dat vonden de mannen van Rowwen Hèze zelf trouwens ook. Maar met een gesigneerd album blijven vooral heel veel mooie herinneringen.
Soms vind ik het wel raar dat ik nu postdoctoraal onderzoeker ben. Het is best absurd om te merken dat je niet aan je eigen vooroordelen voldoet. Dat had ik overigens al eerder, toen ik wat impliciete-associatietests deed (aanrader!) en bèta niet met vrouwen bleek te kunnen verbinden terwijl ik toch echt een bètavrouw ben. Maar nu gaat het nog een stapje verder. Voor mij is de typische postdoc niet alleen meestal een man, maar ook een doortastende persoonlijkheid die blaakt van het zelfvertrouwen. Iemand die overal een mening over heeft en zeer zelfstandig is in zijn werk.
Nou, dat ben ik niet. Ik kijk mezelf aan in de vorm van een foto op mijn nieuwe medewerkerspas. Twee bescheiden, ietwat verlegen ogen staren terug. Die foto verraadt alles: dat ik helemaal niet zo doortastend ben, al doe ik heus mijn best om boven mezelf uit te stijgen, maar dat ik al zeker niet overal mijn mening sta te verkondigen en dat zal ik ook nooit doen. Bovendien heeft mijn promotieonderzoek, dat me bovengenoemde zelfvertrouwen en zelfstandigheid had moeten opleveren, misschien wel eerder averechts gewerkt.
Tegelijkertijd ben ik aangenomen voor deze baan door iemand die wist waar hij aan begon. Iemand die wist dat ik weinig kennis heb van dit vakgebied en het blijkbaar prima vindt dat ik nu nog verre van zelfstandig ben, iemand die mijn behoudende blik ook gezien heeft. Dus het mag. Blijkbaar. Het is goed, ík ben goed. Dat is nog even wennen.