“Alweer een jaar voorbij”, verzucht mijn moeder. “Ik heb het gevoel alsof ik de kerstspullen nog maar net heb opgeborgen!”
Zo gaat dat elk jaar. En toch tuigt ze het huis van top tot teen weer op. Elk jaar komt er iets bij, elk jaar is de boom voller en groter. Elk jaar feestelijker en mooier, ik geef het meteen toe, maar geen wonder dat het zo in het geheugen blijft hangen.
Misschien zit er ook iets van waarheid in. Het leven gaat snel. Maar juist daarom moeten we van deze tijd genieten.
Twee dagen later is mijn moeder ook tevreden. Het hangt en het staat. Ik kan er met mijn boompje niet tegenop.
Zo had ik dat in gedachten. Blijkt dat mijn moeder dit jaar een heuse nepboom heeft. Wel een mooie, van hout en met échte dennentakken en ballen.
Mijn moeder heeft besloten nog evengoed met pracht en praal van de kerstdagen te genieten, maar dan met iets minder ingewikkeld gedoe. En gelijk heeft ze, want dan blijft er voor dat genieten meer tijd over. En bij die prettige gedachte wil ik het graag laten. Lieve lezers, fijne kerstdagen!
Plots, onverwacht, zie ik in de verte mensen op straat onder feestelijke lichtjes. Het ziet er gezellig uit. De nieuwsgierigheid laat me ietsje harder lopen, maar nog steeds luister ik aandachtig naar ieder krakend vlokje onder mijn voeten.
Totdat ik iets anders hoor. Het is muziek, blaasmuziek. Een stiekeme haast kruipt in mijn benen en de gezelligheid komt steeds ietsje sneller dichterbij.
Even later zijn de mensen verdwenen. Hun voetstappen leiden naar de dubbele houten deur van een oude schuur. Er brandt licht en de muziek komt door de ramen. Behoedzaam open ik de zware deur en warmte komt me tegemoet. Mijn fantasie verstomt, wie had dit kunnen denken? Onder de houten vlonder, tussen de gewelfde steunbalken die net uit het lood staan, zit een heel blaasorkest. De vloer bedekt met een laagje stro en dikke bordeauxrode tapijten. Blinkende instrumenten en muziekstandaarden in het licht van de kerstlampjes. Kleppen, ventielen, mondstukken en bekers in alle soorten en maten, tot leven gebracht. En een prachtig klokkenspel. Zo klinkt de ene carol na de andere.
Ondertussen stapelt de sneeuw zich op voor de vierkante ramen. Ik weet niet of ik hier nog weg kan, maar dat hoeft ook niet.
De allesomvattende rust en stilte als de wijken bedekt worden. De stortvloed van neerkabbelende vlokken in het oranjegele licht van de lantaarns. Elk dak, elke tak is wit.
Alles dempt: geen geluiden, geen gedachten. Alleen het knisperen van de sneeuw onder mijn eigen schoenen, als ik wil.
Ik wil. Stap voor stap, het kan niet te langzaam. De tijd staat net als ik nagenoeg stil en droomt met me mee.
Vroeg opstaan, liefst als het nog donker is. En dan door de gordijnen loeren. Naar de sneeuw, die vannacht de wereld heeft bedekt onder een glinsterend laagje. Naar de vlokjes die langzaam dwarrelen in het licht van de lantaarn en naar de enkeling die zich met jassen en sjaals en grote schoenen al een weg probeert te banen.
Mijn hart maakt een sprongetje. Snel kleed ik me dik aan. En dan lopen, terwijl het langzaam licht wordt, de hele prachtig witte dag nog voor me. Omdat ploeteren soms leuker is dan “gewoon is al gek genoeg”. Totdat mijn tenen koud zijn en iets langer nog wellicht. En dan bij de kerstboom met een kop kaneelthee, naar buiten kijken hoe de wereld langzaam smelt, hoe auto’s het zuiver wit tot bruine puree rijden. Dat geeft niet, want ik heb mijn portie verfrissing al gehad. En als het toch blijft liggen, dan ga ik morgen weer.