Lost and found
Ik dacht dat ik de foto’s van schaatsen in de Peel, 2012, voorgoed kwijt was geraakt. Maar ik heb ze toch nog teruggevonden op mijn computer. Dus het kan me even niet schelen dat het zomer is.
Ik dacht dat ik de foto’s van schaatsen in de Peel, 2012, voorgoed kwijt was geraakt. Maar ik heb ze toch nog teruggevonden op mijn computer. Dus het kan me even niet schelen dat het zomer is.
Sinds je thuis bent kan ik alleen nog maar huilen.
De twijfel vult mijn lichaam. Tintelt in mijn armen en prikt in mijn benen. Ik bal mijn vuisten, maar het helpt niet. Ik weet niet of ik je wel genoeg gemist heb. En ook niet of jij mij wel genoeg gemist hebt. Een zekere onafhankelijkheid is fijn en goed, maar ik heb geen idee waar het optimum zou moeten liggen. Jij bent blij dat je weer thuis bent, maar vooral doodop en teleurgesteld over je reis. Je begroette me nauwelijks. Toch lig ik nu in je armen.
Voordat je wegging grapte ik nog dat we opnieuw moesten gaan daten tegen de tijd dat je terug was. En nu voelt het inderdaad alsof ik je niet meer ken. Was ik net zo zenuwachtig om je weer te zien als toen in het begin.
Ik vraag of ik een kus mag. Je tuit je lippen op die typische jou-manier, een ondeugende blik in je prachtige bruine ogen. Zie je wel, ik was stomweg vergeten hoe lief ik je dan vind.
Op de harde vloer voor de oude kast. Eén voor één trek ik de boeken naar buiten. Ze stapelen zich op als oude muren, schots en scheef maar als een beschermende plek waar ik kan schuilen.
Ik weet nog niet wat ik zoek.
Mijn polsen zijn stijf. Ik stop en kijk naar de chaos die zich meester maakt van mij. Naar de stoffige kaften, het geelverkleurde papier binnenin de goedkope roman die open viel. De pagina’s krullen zich verder op. Het komt vast en zeker door de droogte. Ik smacht naar de verlichting die nog steeds op zich wachten laat. Een einde aan de eenzaamheid.
Er is zo veel geschreven, maar wat valt er nog te zeggen? Niemand kan mij vertellen waarom de dagen langer worden in augustus. Waarom mijn ziel niet gewoonweg voor zijn eigen wegen kiest.
Was je maar weer hier.
Een ekster hupt met grote onhandige sprongen voor me langs over het fietspad. Hij maakt me aan het lachen.
En daardoor dringt ineens die vervelende vraag zich weer aan me op. Waarom vind ik dit grappig, en is grappig genoeg om me een gelukkig mens te voelen?
Dat is de hardnekkige gedachte die standhoudt sinds het vijf jaar geleden ineens zoveel slechter met mij ging. Nodeloos, want ik ben weer gelukkig, en daar hoef ik helemaal geen moeite meer voor te doen. Maar toch kan ik niet geloven dat het vanzelf gaat. Wat is geluk? En is er daarvan wel genoeg in deze oppervlakkige wereld met zijn dagelijkse sleur, waarin vaak dingen grappig zijn, maar ook heel vaak ellendig?
Ik weet het antwoord niet, en dat maakt mij bang. Bang dat het geluk tussen mijn vingers door glipt en ik weer in dat gat glijd. Die angst, die maakt dat het nooit weer helemaal wordt als vroeger. Vroeger, toen gelukkig zijn nog écht vanzelfsprekend was. Omdat ik niet anders wist.
En toch. Misschien gebeurt dit wel twee of drie keer in de week. Meestal op de fiets. En als ik dan thuiskom, de fiets in de schuur zet, word ik al zo snel opgeslokt door diezelfde dagelijkse sleur dat ik het bang zijn binnen de kortste keren weer vergeet.
Mijn weblog kan er idioot uitzien want ik ben bezig om het thema te updaten :)
De hitte likt. Met plakkerig speeksel overal, en de warme wind doet er alleen nog maar een schepje bovenop. De mussen vallen niet van het dak, want er is allang geen mus meer te zien. Ze weten wel beter.
Wij niet. Wij zetten tevergeefs onze airco’s aan, en warmen de aarde daarmee nog verder op. Het gras is geler dan de kanaries die hun hoogtijdagen vieren. We maaien het toch. En als de regen komt spoelt het water in rivieren weg door de straten, maar desondanks zullen we juichen.
We zijn allemaal gek geworden. Terwijl we als zotten met onze uitlaatgassen over de planeet crossen, tellen we op onze rekenmachines met zonnepanelen – uit een donkere lade – terug naar het laatste uur. Waren we niet allang gestoord, dan zijn we het nu, want wie kan er denken met deze temperatuur?
Als mijn gedachtes niemand boeien
mijn hoofd steeds met de inkt blijft knoeien
de zinnen ongeordend groeien
en ik ze dwingend kort moet snoeien,
als ik hardvochtig uit blijf roeien
kunnen toch nog woorden vloeien
voorzichtig in de leegte bloeiend.