Dat was het dan. En nu allemaal terug naar huis, de medailles in de kast, en over een week is iedereen het alweer vergeten. Stelt iedereen weer nieuwe doelen. En wat is er dan veranderd? Niets. De Baia de Guanabara stroomt weer vol zwerfafval, de laatste hoop vervliegt en dat was het dan.
Soms begrijp ik niet waarom sport zo serieus wordt genomen. Waarom het zo belangrijk kan zijn dat er ééntje wint en de rest verliest. Als we allemaal werken aan een betere wereld, daar onze aandacht en ons geld in steken, worden we dan niet allemáál winnaars?
De stad staat op springen. Loopt vol met politieagenten en militairen. Niet vanwege terrorisme, integendeel. Bijna allemaal zijn ze onbewapend, gladiolen op de rug. De militairen zingen. Eén man:
“Hey-yo Captain Jack!”
En de rest van het groepje volgt:
“Hey-yo Captain Jack!”
Ik vraag me altijd af hoe dat gaat. Zouden ze strootjes trekken, en dat degene met het kortste strootje dan het bokje is die al die liedjes uit zijn hoofd mag gaan leren om onderweg voor te zingen?
Het is de sfeer waarvan je je in die ene week weer herinnert hoe uniek die is. Een agente loopt op wandelschoenen de tuin in waar we – vlak bij de Wedren – na de intocht aan het barbecuen zijn.
“Jongens, ik heb jullie hulp nodig. Mijn telefoon is leeg, en mijn fiets is gestolen! Kan ik mijn telefoon opladen?”
Wie had dat nou gedacht. Terwijl haar telefoon aan de lader ligt, vervolgt ze haar verhaal.
“Waren jullie bang voor aanslagen tijdens de Vierdaagse? Ik wel hoor!”
Ik was ook bang, geef ik toe. Ik heb er niets voor gelaten, maar om me heen gekeken heb ik wel degelijk. Godzijdank is er niets gebeurd. Godzijdank was de sfeer even onovertroffen als altijd. Tussen de wandelaars, maar ook tussen de feestgangers – waar ik me vooral begaf.
Retro en nostalgie zijn hip. Waar iedereen zich momenteel verliest in Pokémon Go, kreeg mijn vriend zijn Lego-piratenschip van zijn moeder mee naar huis. En toen die doos met legosteentjes op mijn kamertafel stond dacht ik ineens: waarom ook niet? Met Pokémon heb ik nooit wat gehad, met Lego des te meer. Mijn eerste Lego was een set meisjeslego. Daar was dus echt geen bal aan. Maar toen ontdekte ik de ruimtestations van mijn veel oudere broer die op zolder stonden te wachten. Daar heb ik nogal wat uurtjes mee doorgebracht.
Toen ik op de middelbare school kwam en leerde over tandwielen, bouwde ik met technisch lego een mixer waarmee je echt slagroom kon kloppen en een zweefmolen die zo hard kon dat de stoeltjes eruit vlogen.
En vandaag begon ik aan een piratenschip. Het is best verhelderend. Even weer terug, even iets doen alleen maar omdat je er gewoon zin in hebt en waar je de tijd door kan vergeten. Kán vergeten. Niet mag vergeten, zoals vroeger, want ik ben nu eenmaal in het hectische volwassenenleven beland, waarin ik veel te weinig vrije tijd heb en daarin veel te veel al dan niet zelf opgelegde verplichtingen, van schoonmaken tot verjaardagen tot de vierdaagsefeesten omdat ik die nou eenmaal ook niet wil missen. Misschien moet ik wat vaker een avond vrij maken waarin ik de hele avond lekker kan prutsen met iets van vroeger. Zo’n avond waarop je zeeën van tijd hebt en toch op tijd naar bed kunt. Welterusten :)
Een aantal jaren geleden schreef ik iets over de engerd die altijd op hetzelfde tijdstip op het station stond, vanuit zijn ooghoeken naar me glurend. Gek werd ik van het constant moeten ontwijken van zijn blik. Meestal probeerde ik maar op een andere trein te mikken.
Sinds ik niet meer met de trein naar mijn werk ga heb ik hem lang niet gezien. Volledig uit mijn gedachten verdwenen, maar nu ineens… Bivakkeert hij voor mijn deur. Ogenschijnlijk legaal onder het mom van eindeloze werkbesprekingen op de gang, maar de ooghoeken zijn er nog steeds. Ik vertrouw het voor geen meter. Terwijl zijn haar nu definitief helemaal grijs is, zijn zijn v-halzen nog dieper dan eerst. En als ik om half vier thee ga halen staat hij heel toevallig ook bij de koffieautomaat. Ik wil koste wat kost geen oogcontact met hem, want dat heb ik in mijn leven al veel te vaak gehad, op een perron een paarhonderd meter verderop. Dus nu besluip ik hem zo veel mogelijk van achteren, zodat hij me pas ziet als ik met mijn rug naar hem toe sta. Of ik kijk uitermate goed waar ik loop, als excuus om niet om me heen te hoeven kijken. Zeg zo opvallend en vriendelijk mogelijk hoi tegen zo veel mogelijk collega’s, maar negeer hem. En geen thee meer om half vier natuurlijk. Wat een gedoe.
Tegelijkertijd word je gek genoeg ijdel als je je de hele tijd zo bekeken voelt. Zit mijn haar wel goed? Heb ik geen vlek op mijn broek? En dat terwijl ik niet eens wil dat hij me aantrekkelijk vindt, het leven zit raar in elkaar.
HELP IK WEET NIET WAAROVER IK MOET BLOGGEN EN IK HEB NOG 5 MINUTEN
Dat is wat ik zojuist heb gegoogled. En voor iedereen die in de toekomst hetzelfde idee mocht hebben als ik: niet doen. Het is volslagen zinloos.
Neem nou de eerste hit. “Het kost je ongeveer 3 minuten om dit artikel te lezen.” Ja uitstekend plan joh. Dan is mijn tijd al voor meer dan de helft om. Jullie snappen ook niks.
Tweede hit: “De Kracht Van Bloggen, Mijn Persoonlijke Verhaal”
Kots.
En vanaf daar gaat het alleen maar bergafwaarts. De clichés slaan je om de oren, om te eindigen met talloze hits over zakelijk bloggen. Alsof ik daar op zit te wachten. Neeneenee, laat mij mijn eigen gang maar gaan. En zie hier. Gered in exact vijf minuten!
Een vlijmscherpe stem schalt door de speakers. Ik kijk om me heen. Duitsland is dit, te herkennen aan het industriële uiterlijk, roest, de voorkeur voor gele informatieborden, de vele kopstations en het slisserige gebrabbel. En de immens grote letters van GRUNDIG op de glazen maar niet erg doorzichtige overkapping van deze stationshal. De eerste keer dat ik die lettercombinatie weer zie sinds de bliksem insloeg en we bij mijn ouders thuis afscheid moesten nemen van de beeldbuis, die zo oud was dat we een knoop tussen de aan-knop moesten stoppen omdat hij anders meteen weer uit ging. Zo ging dat vroeger. Je kocht een apparaat en dat ging dan tientallen jaren mee. Zeker als het uit Duitsland kwam; gründlichkeit noemden we dat. Desnoods frutselde je zelf een oplossing voor een probleem.
Hoe anders is het nu.
Even vluchtig als de hedendaagse apparatuur is mijn bezoek aan dit station en dit land, negen uur in de trein heen, maar drie dagen daar en weer negen uur terug. Niet omdat me dat nou zo handig leek, maar voor mijn werk. Zo gaan die dingen tegenwoordig. En overigens was het best leuk :)
Eerder konden jullie hier lezen hoe ik op jacht ging naar zes authentieke Rowwen Hèze-handtekeningen. Dat viel niet mee. Maar afgelopen april leek het erop dat ik dan toch nog wat geluk zou hebben: ik kreeg een mail dat de fanclub dit jaar 25 jaar bestaat en er daarom een fanclubdag georganiseerd zou worden, een jaar eerder dan verwacht.
Daar werd ik nog eens vrolijk van. Eindelijk die handtekening – tenminste, oud-bassist Jan zou er als erelid van de fanclub toch wel zijn? In ieder geval zou het me niet nogmaals overkomen mijn t-shirt niet bij me te hebben, zoals op de vorige fanclubdag. (Daar had ik eigenlijk deel 2 over moeten schrijven, maar dat heb ik blijkbaar niet gedaan. Twee opties: óf ik schaamde me te erg voor die domme actie, óf ik ben het domweg vergeten. Waarschijnlijk dat laatste.)
Gisteren was het dan eindelijk zo ver. Na wat ticketstress (de printer wilde geen verbinding meer maken) waren we aan de late kant, maar dan toch onderweg. Mét t-shirt, mét stift.
Eenmaal op het terrein besloten we eerst eens rustig buiten te gaan zitten. Tot ik het programma nog eens checkte en tot de ontdekking kwam dat het uurtje “band ontmoet fans” al was begonnen. Meteen terug die tent in dus, en zoeken. De band zelf was makkelijk te herkennen aan de kluwen van fans in één hoek van de zaal. Maar daar stond degene die ik zocht niet tussen. En een paar rondjes door de rest van de tent leerde ons: geen Jan. Een fan die we nog kenden van de slotconcerten zei dat Jan vast niet zou komen. Verdorie. Daar stond ik dan met mijn veel te grote tas, die ik in dat geval ook gewoon thuis had kunnen laten.
Dan maar met de andere bandleden op de foto en ondertussen hopen. Na al dat dringen hadden we honger, en toen we buiten wat aan het eten waren stond hij daar ineens. Zoals het de persoon waar je naar op zoek bent betaamt: plotseling voor je neus staan zonder dat je hem aan zag komen.
Maar goed. Die handtekening kreeg ik. Eind goed, al goed. Nu rest nog één opdracht: een lijst vinden om dat t-shirt in op te hangen. Zou moeten lukken.
Het donker prikt in mijn ogen. Ik kan ze open doen, of dicht, het is hier allebei even vermoeiend. Dutten of slapen kan niet als je loopt, luistert, voelt. Voetje voor voetje, beetje bij beetje. Alertheid, maar geen informatie die op het netvlies valt. Mijn blik wordt naar ieder spoortje van licht getrokken dat langs de dichte deuren en gordijnen naar hier heeft weten te komen. Maar het grootste deel van de tijd is er niets, niets dan git- en gitzwart. Wanhopig proberen mijn ogen iets te registreren. Hoofdpijn, tot het moment dat ik weer uit deze kelder ben.
Stel je voor. Stel je voor dat de dag ooit echt zwart wordt, onomkeerbaar. Wat een hel, wat een nachtmerrie – letterlijk. Hoe lang zou het duren voor je aan het eeuwige donker gewend bent?
Het is zo heerlijk dat de bank voor het raam staat. Mijn kin leunt op mijn arm en mijn arm op de leuning, zo kijk ik ik het liefst over de vensterbank. Tussen de planten door, niemand die ziet hoe mijn blik de dag doorkruist. Hoe ik even later weer een avond zie vallen. Ik houd van deze plek, maar eigenlijk heb ik nauwelijks tijd gehad om ervan te genieten. Is het eind alweer in zicht. Ik weet niet of ik nog een lente op zal zien bloeien in deze voortuin.
Ik ga het missen, dat weet ik wel. Het vele zonlicht, de rust, de vogels bij het voederhuisje. Verandering is niks voor mij. Er zijn altijd te veel dingen die ik nog eens doen, zien, horen of voelen wil. Als ik blijf, dan weet ik niet wat ik mis. Ga ik, dan wel.
De wonderlijke wereld van mijn spiegelbeeld. Daar zou ik zo graag eens even in rondlopen. Gewoon omdat het even anders is dan anders. Als ik de omgekeerde wereld zie, weerspiegeld in een bushokje of etalage, of gewoon mijn eigen kamer in het raam, dan lijkt dat zo knus. Zo veel interessanter dan wat ik al ken. Stel je voor dat links rechts is en rechts links. Zou je dan de weg nog vinden? Hoe vaak zou je iets verkeerdom doen op een dag, kan ik er nog piano spelen? Maar aan de andere kant kun je misschien wel naar Engeland zonder aan de verkeerde kant te hoeven rijden. Kun je doen waar je zin in hebt omdat de klok achteruit loopt. Wisselt de VVD er van mening met de SP.
En als je daar in je spiegel kijkt, wat zie je dan?