27 oktober 2019
Ik begin maar meteen met toegeven dat ik mijn weblog weer eens ernstig verwaarloosd heb. Zo erg, dat ik even niet meer wist wat mijn wachtwoord was toen ik daarnet wilde inloggen.
Dat heb ik volgens mij nog nooit eerder gehad. Oeps.
In augustus heb ik Leen beloofd om de mooiste vakantiefoto’s op mijn weblog te plaatsen, maar zoals jullie kunnen zien is daar nog maar weinig van terechtgekomen. Ik heb dus nog wat in te halen.
Dat gaat goedkomen, want over een paar dagen komt er eindelijk een einde aan een zeer stressvol half jaar. Dit vraagt natuurlijk om uitleg, komt-ie: een half jaar geleden is mijn vriend naar Rotterdam verhuisd omdat hij daar een erg goede baan kreeg aangeboden. Mijn contract in Twente liep tot eind oktober, dus toen zat ik ineens in mijn eentje in een grote huurwoning, hele en halve weekenden ergens anders verblijvend, met effectief een avond of drie per week om het huishouden te doen, inclusief mijn geliefde moestuin, daarbij ver vooruit plannend voor als ik in het weekend niet thuis was, en dan moest ik ondertussen ook nog solliciteren in de hoop zo snel mogelijk een baan te vinden dichter bij Rotterdam.
Dit laatste is nog niet gelukt. Dat betekent dus dat ik over vijf dagen (tijdelijk) werkloos ben, en dat is ergens natuurlijk vervelend en vooral heel erg jammer omdat ik mijn werk ontzettend leuk vind. Maar het voelt op dit moment vooral als een mogelijkheid om eindelijk even de rust te nemen waar ik nu zo hard aan toe ben, en om thuis de dingen te doen die al maanden op me liggen te wachten. Om toch nog na te genieten van onze prachtige vakantie door eindelijk die foto’s online te zetten.
Ik heb er alle vertrouwen in dat ik over een maand of twee maanden weer ergens aan de slag kan. Het is nog niet zeker of mijn vriend en ik dan ook weer samen kunnen gaan wonen, maar we hopen van wel.
Om het achterstallige onderhoud een beetje goed te maken heb ik vanmorgen meteen de tijd op mijn weblog aangepast aan de wintertijd (nee, dat gaat niet automatisch, ik weet ook niet waarom (en nu vraag je je misschien af waar die tijd dan zichtbaar is, nou: onder jullie reacties (dus als je wilt controleren of de tijd wel echt klopt zal je een reactie achter moeten laten!))) Mijn record van de afgelopen vijf jaar stond waarschijnlijk op 87 dagen na het verzetten van de klok, dus dat heb ik vandaag werkelijk verpulverd. En dat terwijl ik technisch gezien nog steeds middenin de stressvolle periode zit. Ik ben nu toch best trots op mij.
De kerk is een goede plek om het leven te overpeinzen. Dat gaat meestal vanzelf.
In deze kerk zeker. Mijn ogen gaan langs de rijkelijke versieringen die zijn afgewerkt met bladgoud. Tegen elke vrije muur is wel een levensgroot beeld of schilderij geplaatst dat op deze manier is omlijst – om niet te spreken over het altaar. Mooi is het niet, maar duur ongetwijfeld. Belachelijk duur. Geen wonder dus, dat de mensen uiteindelijk boos werden. Dat ze alles afbraken. De kerk was schatrijk en spiegelde hen al deze onnodige kitsch voor van hun duurbetaalde centen. De ongelijkheid was te groot.
Wie denkt dat met de jaren vooruitgang komt, heeft het helaas mis. Er is feitelijk niets veranderd. Toegegeven, tegenwoordig heeft de gemiddelde kerk net zo weinig geld als de meerderheid van de huishoudens. Maar de financiële ongelijkheid in de maatschappij, die is alleen maar toegenomen. Het is het kapitalisme dat ons genekt heeft: meer, meer, altijd maar meer voor de mensen die het op wat voor manier dan ook voor elkaar krijgen. Ten koste van de rest. En of je van steeds maar meer nou ook gelukkiger wordt, dat weet eigenlijk niemand. Dat de mensen die achterblijven er boos van worden, dat weet ik inmiddels wel.
En de politiek? Die doet er nog altijd niets tegen, laat zich in de luren leggen door de rijke bedrijven. Geen wonder dat mensen de democratie proberen af te breken.
Het is hier eigenlijk te stil om te blijven.
En te warm, binnenkort vast weer te koud, maar dat is niet zo erg.
De stilte daarentegen is vreselijk.
Het zwijgen van de dag en de nacht. Het pijnlijk aanwezig zijn van de onbeweeglijke lucht tussen de meubels. Het zengt rond als de geest van het niets. Geesten zijn naar, maar de geest die niet bestaat is nog veel erger. Hij laat je opschrikken uit je gedachten, terwijl hij nergens is en niets doet. De marionet van de touwtjes in je hoofd. Niet aan denken, maar dan doe je het juist.
Laat het los, laat hem los en zing. Vul de ruimte tot alles vergeten is.
Ogen vallen dicht en luiken open.
Er spoelt iets weg van wat vroeger was, van de dagen die zonder oordeel hingen.
Niemand durft iets te zeggen.
De zon zakt en het zand waait door de straten, stapelt zich iedere avond op tussen de oude gebouwen. We zien toe hoe ze verdwijnen. Af en toe valt er een enkele regendruppel die wat van de woestijnbruine korrels uiteen laat spatten, een platte ronde klont vormt die langzaam weer opdroogt. Wat rest, zijn kuiltjes. Tot de wind weer komt.
En het onweer. De donkere luchten. Maar het is al te laat. Alles is bedolven, beklemd, verstikt. Het enige wat nog leeft is het gerammel en gekraak in de wolken.
Een lieveheersbeestje loopt met zijn kromme dunne pootjes haastig over het raam naar boven. Hij maakt me aan het lachen. Insecten zijn zulke grappige beestjes, en zo’n rijkdom als je ze goed bekijkt. Allemaal weer anders: hommels, wantsen, vliegen, kevers. En niet alleen insecten trouwens. Ook andere kleine beestjes zoals pissebedden, spinnen en miljoenpoten hebben allemaal hun eigen maniertjes.
Dat weet ik omdat ik een heel raar kind was. Wij hadden thuis geen huisdieren, maar mijn vader liet me wel altijd zien wat er allemaal in de tuin leefde. En zo kwam het dat ik vriendjes werd met het kleine gespuis van onder de stenen. Ik was laatst mijn oude basisschoolspullen aan het uitpluizen. Daartussen kwam ik al het bewijs tegen. Een werkstuk over spinnen bijvoorbeeld, waar ik honderden kleine plaatjes van die beestjes in had geplakt. Ik weet nog dat mijn juf er overal jeuk van kreeg.
Wat ik ook vond, waren tekeningen die mijn klasgenoten ooit voor mijn verjaardag hadden gemaakt. Blijkbaar had ik gezegd dat de miljoenpoot mijn lievelingsdier was, want ze hadden allemaal keurig tenminste één zo’n beestje voor me getekend. Daar moet bij gezegd worden dat een miljoenpoot veel makkelijker te tekenen is dan een hond of kat, dus ik vind dat ik ze best een dienst bewezen heb.
Een raar kind dus. Dankzij mijn voorliefde voor alles wat klein is en kriebelt hadden we na een tijdje zelfs een ‘huiszweefvlieg’. Dat was een harige zweefvlieg die de hele zomer bij de buxus hing te zweven. Dat viel me gewoon op, en na mij de rest van het gezin. Mijn moeder doopte hem Propeller-Harry. Vanaf toen was Propeller-Harry onze favoriete zweefvlieg, en hij is maarliefst twee zomers bij ons (en de buxus) geweest.
En als mijn moeder in huis een spin zag, riep ze: “Esra, kom gauw, een vriendje!”
Dan was het natuurlijk de bedoeling dat ik hem buiten ging zetten.
De ‘vriendjes’ raakten na verloop van tijd een beetje uit het oog. Letterlijk en figuurlijk. Want nu, ineens, blijkt dat de insectenpopulatie met 75% is afgenomen. En nou heb ik in mijn leven geleerd dat er genoeg mensen zijn die daar in beginsel helemaal geen probleem mee hebben. Die de kriebels kregen als ik vertelde over mijn hobby. Maar toch is het een ramp.
Tijd om weer vriendjes te worden. Om kleine beestjes niet plat te staan maar gewoon even naar buiten te brengen. Helaas is het lieveheersbeestje na al deze overpeinzingen verdwenen. Ik hoop maar dat hij zelf de weg naar buiten heeft gevonden.
Lied, waarop heb je al die tijd gewacht? Ik zie al voor me hoe ik, desnoods tien jaar geleden, zou dansen.
Ik kijk naar de maan. Wat wist jij hier van af? De maan zwijgt.
Terug van nooit geweest. Dertig jaar zat ik zonder, maar nu ben je hier. Alsof het nooit anders was. Alsof ik je altijd gemist heb, zonder te weten dat je bestond.
De zon schijnt in het jonge groen en de roze bloesem voor het oude gemeentehuis. Maar de wind snijdt. De vlaggen wapperen luidruchtig halfstok boven onze hoofden. Het is koud, ijskoud als het twee minuten stil is en we allemaal de beelden van de oorlog voor ons zien in gedachten. Haren die in gezichten waaien en bladmuziek die over het plein vliegt. Alsof het weer ons eraan wil herinneren hoe kil en ontwrichtend de oorlogsjaren waren.
En dan stijgt het Wilhelmus op uit ons hout en koper, als een golf van warmte. Dat zijn wij. Er worden kransen gelegd en kleurige bloemen. Omdat wij er samen voor zorgen dat deze geschiedenis zich niet zal herhalen. We zullen haat altijd bestrijden met liefde.