Avondschip
Nietsvermoedend was ik, zoals ik daar in de namiddag zat, bij het verkeerde raam, in mijn leerboek turend. Maar toen keek ik op. Om, naar de andere kant. Meteen dook er een immense schoonheid in mijn hoofd. Iets waarvan ik al wist dat het prachtig was voor ik het echt gezien had, iets dat me alles even deed vergeten. Er was iets enorms aan de hemel.
Licht.
Licht, maar precies donker genoeg om de wolken en de wereld ononderscheidelijk te maken. En zo staarde ik een moment sprakeloos naar buiten, naar de ronde bergen in de besluierde verte, naar de vege bloemen, naar de paarden die met lange achterpoten over de Maas sprongen. Tegelijkertijd keek ik ook naar een nieuwe lente. Terwijl de winter in het donkere oosten stond, had de lente zich zo vroeg al in het westen gevonden, in een groter wordend gat in de dreigende atmosfeer, in het diepe blauw dat de nacht voor zich uit duwde.
De hele lente, op één dag.
Jij bent een kei in laatste zinnen!
:) Terwijl ik er die ‘nog maar’ bij had bedacht toen ik vond dat ik nog geen goede afsluiting had.
GOON SPECT GOON
En verder: Als ik geen lenteliefde had, dan had ik.. een andere liefde ofzo ;-)
Waar héb je het in ’s hemelsnaam over? :P
Prachtig. Na de eerste alinea was ik even bang dat je het niet beschrijven kon, maar gelukkig was er de tweede alinea :) Dat raam was uiteindelijk toch niet zo verkeerd (of keek je door het andere raam?).
:)
Ik keek door het andere raam!