Reuver 2
Eén ding was zeker: ik had nog iets goed te maken. En daarom was ik hier. Wat ik dan precies kwam doen was me niet echt duidelijk. Maar ik had het gewoon ingetoetst in de kaartjesautomaat. En nu moest ik wel uitstappen op dit station, voor de eerste en laatste keer.
Ik keek naar het witte stationsgebouw. De trein verdween in de verte en liet me achter in stilte. Op goed geluk koos ik een straat. En begon te lopen.
De huizen leken op elkaar. Ze leken op elkaar zoals in elk dorp of elke stad, maar nu viel het op. Want ik zocht naar dat ene huis dat het goede zou kunnen zijn. Hoe doe je zoiets? Doelloos liep ik wat straten in en uit. Tenslotte stuitte ik op een bordje: familie Tissen. Mijn hart sloeg een slag over. Maar tegelijkertijd de ratio: hoeveel families Tissen zouden er in Reuver wonen? Sterker nog, van de twee mensen die ik – onafhankelijk van elkaar – in Reuver kende heetten er twee Tissen.
Aarzelend stond ik stil, en terwijl besluiteloosheid in mijn hoofd tolde gebeurde wat ik niet eens had durven denken. De deur ging open. Een jonge, zwangere vrouw stond in de opening. Ja, waarom ook niet?
“Zoek je iets?”
Verwarring in mijn grijze massa. De waarheid zeggen? Durf ik de waarheid te zeggen? Ik moest het wel durven. Ooit durfde ik, en dat pakte verkeerd uit, ik moest durven goedmaken.
“Ik zoek Hans…”
Mijn stem trilde, de woorden kropen naar buiten, alsof ze me duidelijk wilden maken dat ik ze nog inslikken kon. Maar ik had gezegd.
Nietsvermoedend als ze was lachte de vrouw.
“Oh, maar die is er wel hoor! Ik zal hem even roepen.”
Ze verdween naar binnen, de deur op een kier. Wat had ik gedaan? Kon ik nog vluchten, was er iets om me achter te verstoppen? Ik keek om me heen, maar zag niets. En voor ik het wist keek ik recht in zijn gezicht. Ik slikte. Geen steek veranderd in die vijf jaar. Hij zei niets, keek me alleen maar aan met een vage blik van herkenning. Achter hem zijn vriendin, vrouw, of wie zij dan ook was.
“Ken je me nog..?”
“Eh, ja, eh…”
“Saar.”
In één seconde verscheen de herinnering op zijn gezicht. Maar dat hij er niets mee kon was tegelijkertijd nog veel duidelijker. Ja, wat moest je met iemand zoals ik? Dat wist ik zelf niet eens. Ik besloot de woorden te zeggen zoals ze in me opkwamen.
“Hans, ik weet dat het lang geleden is, te lang geleden, en dat ik toen sorry heb gezegd, maar het blijft in mijn hoofd. Wat ik toen zei, dat was geen sorry. Ik had echt geen idee wat ik gedaan had. Dit is sorry:
Het spijt me.
Ik hoop niet dat ik er voor heb gezorgd dat je andere keuzes hebt gemaakt dan je zonder mij gedaan zou hebben. Ik hoop het. En anders… Weet ik niet hoe ik het kan goedmaken, maar ik wil het goedmaken. Echt.”
De tranen sprongen weer in mijn ogen, net als toen. De verbitterde woorden klonken weer in mijn hoofd: ik weet dat ik soms niet goed wijs ben. Het weglopen. Het vrolijk moeten zijn, toen ik thuiskwam.
Ik keek naar de grond. De herinneringen maakten zich meester van me, waardoor ik Hans pas weer zag toen hij vlak voor me stond.
“Saar, denk je dat je de enige bent die ooit zo’n fout gemaakt heeft? Denk je dat je een misdaad begaan hebt? Nee, meisje, echt het geeft niet. Dit had iedereen kunnen overkomen. Natuurlijk heb ik mijn keuzes daardoor niet laten beïnvloeden. Want ik probeerde je te begrijpen, denk dat ik je begreep. Ik vind het lief dat je hier bent, en als je nog iets goed te maken had gehad, dan had je dat hierbij gedaan. Maar het had niet gehoeven. Ik ben gelukkig. Jij ook?”
Nu keek ik hem aan en probeerde mijn verdriet in te slikken. Een onhoorbare ja bleef hangen op mijn tong.
Hij pakte mijn hand.
“Niet meer aan denken. Alles is goed. Jij bent goed, zoals je bent.”
Was dat wat ik horen wilde? Waarschijnlijk. Een glimlach kon ik in ieder geval niet onderdrukken. Het was even stil.
“Dan zal ik je verder maar niet meer storen. Dankjewel. Doei!”
Hans liep terug naar de dame in de deuropening en sloeg zijn arm om haar heen terwijl hij me gedag zei. Toen de deur langzaam dicht ging bedacht ik me iets.
“Oh, Hans?”
“Ja?”
Een beetje verontrust stak hij zijn hoofd om de deur.
“Waar is het station? Ik geloof dat ik een beetje verdwaald ben…”
Hij lachte hardop en wees me de weg. Ik zwaaide nog een keer en liep toen in de richting die hij me gewezen had. De zon in mijn hoofd.
Jaaaaaaaa, ga ons lekker nieuwsgierig maken naar wat er precies gebeurd is dan!
Haha. Sorry. Dan moet ik er dus nog een Reuver 3 aan breien ook?
Jep, dat moet je!
Jaaaa!
Lol. Maar gun me wel een paar dagen de tijd, ok?
Ha, ik durfde er niet om te vragen maar dat is al gedaan! :D
Wat zijn jullie nieuwsgierig :P
Mmm erg nieuwsgierig naar een vervolg!!!
Pasop met mannen die Hans noemen. En laat dat vervolg maar komen.
Kan enkel de voorgaande reacties bijtreden!
Heel mooi geschreven trouwens, je weet een lezer echt in het verhaal te trekken.
Ohw, haha, het is echt toeval dat deze persoon Hans heet, ik moest toch iets verzinnen :P
Ik vond het eigenlijk wel leuk dat je niet wist wat Saar nou precies gedaan had :) Maar, indien er een deel drie komt, zou ik het toch graag lezen! Want een beetje nieuwsgierig ben ik wel.
Hoera! Toch nog iemand die het apprecieert. (Hoe kom ik nou weer aan dat woord? Nouja, niet belangrijk. Dank :))
Wauw!! Dit is een goed stukje zeg, smaakt naar heel erg veel meer :)
Dank je! :)