We klagen niet
De dagen werden rond in onze hoofden, zich herhalend. We werden aan ons haar door de tijd gesleept. Maar we bleven de waarheid ontkennen.
We zeiden dat we van de raadsels hielden die zich af bleven spelen omdat we eigenlijk niet begrepen wat we deden. Diep van binnen maakten ze ongelukkig, maar we sloten onze monden.
We dachten stuk voor stuk dat we de enige waren.
Zo ging het. De stilte was bedompt.
En op de één of andere manier, hoe dan ook, maakte het dat ieder om zich heen begon te kijken. Toen we onze ogen openden troffen we een chaos aan. Maar we hadden handen om de jaren op te ruimen. We voelden dat het kon, als we het samen deden.
En nu zien we dan eindelijk dat iets nieuws in het zicht komt, dat een lente zich aandient, dat we mogen praten over de manier waarop we de kale muren zullen opvrolijken.
We nemen de woorden gulzig tot ons. We zingen het verleden naar de bodem en spelen in de verse lucht.
We lachen.
mooi geschreven, zoals altijd!
‘Maar we hadden handen om de jaren op te ruimen’ vond ik vooral heel mooi. De rest ook uiteraard.
Voor mij lijkt het alsof het op zoveel van toepassing zijn en dat vind ik ook mooi.
(En weer doet je schrijfstijl me denken aan Peter Verhelst.)
Tot de laatste alinea vind ik ‘m droevig. Mooi, maar droevig. Maar de laatste alinea is dan wel weer vrolijk. ^^
Dank jullie :)
Peter Verhelst ken ik nog steeds niet, toch eens onthouden!
Je mag Memoires van een Luipaard wel van me lenen. Mooi boek.
licht als kinderen
en zwaar als het leven
mooi
Mooie aanvulling! :D