De mist trok op
Ook in het bos was niets te vinden van wat ik zocht. Het was er stil. Geen vogels, geen krekels, alleen de wind die de boomtoppen treiterde. Stil en donker. De weinige zonnestralen die het puntendak konden doorboren vielen op wat lage begroeiing en een bed van naaldenstof. Geen bloemen, geen leven.
Ik raapte een sparrenappel op en ging liggen. Het geel en groen boven me was warm in mijn ogen. Het was hier prachtig, maar waarom deed alles me aan jou denken, jij, die er nog nooit geweest was?
Wauw, wat mooi omschreven!
Dank je! :)
Knap geschreven @->–
Mooi!
Schitterend, confronterend maar wel erg mooi!
Haha, nog voordat ik je reactie las keek ik nog eens naar de laatste zin en zag ik er iets van jou in, zie jij hetzelfde als ik? ;)
Dank!
Mooi dubbel die laatste zin! Maar geen bloemen is toch niet meteen geen leven? ;-)
Dat staat er toch ook niet? ;) (Die ‘zin’ slaat op dat bed van naaldenstof)
Mooi mooi mooi :) Als iemand in je gedachten is, dan doet echt ALLES je aan die persoon denken, ook als het totaal niet logisch is of eigenlijk niets met die persoon te maken heeft.
Inderdaad, dan ga je dingen denken in de trant van: kon ik dit maar laten zien. Als je verbanden wilt hebben, zijn ze er altijd nietwaar ;)
Of ik er het zelfde als jou in zie weet ik niet, maar je hebt soms momenten of plaatsen waar dan alles ineens aan de persoon doet denken waar je niet bij kan zijn… Dat doet de schoonheid van zo een plek of moment weer totaal verdwijnen en dan is er weer die hopeloze leegte… dat zie ik er in, pff zware materie zo op de zondagavond ;)
Ja, herkenbaar… Maar wel lang geleden voor mij zeg.