“Ik zie het elk jaar weer gebeuren. (…) Dat alles weer anders ruikt. Het zijn bijna allemaal herinneringen aan het jaar ervoor, dat het ook zo rook, maar toch weer anders.”
“Het geluk is altijd waar ik niet ben”
Jack Poels is een soort zielsverwant van me. Je hoort zo vaak dat je in het nu moet leven. Maar zo bén ik niet. Ik ben zoals Jack. Ik hóúd van verlangen.
Het liefst leef ik in mooie herinneringen en verheugen op de toekomst tegelijk. Verlangen naar vroeger, die ene lentedag, die herfstavond, de muziek, de liefde, de natuur, maar ook naar straks. Een beetje hopend dat alles gewoon hetzelfde blijft.
Maar dan net iets beter zelfs misschien.
Zo kan ik dagen doorbrengen, dromend, me verbazend over het verstrijken van de tijd die te snel maar ook te langzaam gaat. Over al het moois, en dat de helft van die herinneringen op dat ene moment nog niet eens bestond.
Ik heb niet veel nodig. Een thuis, de seizoenen, een beetje liefde – onbeantwoord desnoods – en een beetje muziek. En tijd, veel tijd, zoals nu. Dan komen de prachtige gedachten vanzelf.
Misschien is het daarom dat ik zo intens vrolijk word van al die kleine liedjes van Jack die zo eindeloos veel geduld en geluk en liefde voor de natuur en de muziek uitdragen. Waarin alles liefst altijd gewoon hetzelfde blijft. Zoals Middag in mei.
Ik staar naar buiten. Naar de lente die ontwaakt. Er is hier niets. Niets dan het huis waar ik nauwelijks uit mag en de klok die tikt. En de instrumenten in de hoek, de computer die ik alleen mag gebruiken om muziek te luisteren.
En ik ben gelukkiger dan ik in lange tijd geweest ben.
Inmiddels ben ik al helemaal gewend aan wonen in Wageningen. Maar vanaf het moment dat het definitief werd dat we Borne gingen verlaten, was dat best even slikken. Toen we in Twente gingen wonen, had ik eigenlijk geen verwachtingen. We verhuisden op 1 juli 2017 naar Borne, en toen ik twee dagen later voor de eerste keer 10 km naar mijn werk fietste, voelde het net als vroeger. In de zomer met opa fietsen door de mooie Achterhoek, door de weilanden, tussen de braamstruiken en langs authentieke boerderijen. Twente is minstens net zo mooi. Ik kreeg er een vakantiegevoel van.
Ik sloot me na twee maanden aan bij de Bornse Harmonie en toen is mijn hart echt verknocht geraakt aan dit prachtige dorpje. Dankzij de harmonie heb ik veel van Borne gezien. En nu, achteraf, voelt de periode in Twente nog steeds als een vakantie die 2,5 jaar geduurd heeft – al heb ik ook zeker hard gewerkt. In Twente vielen alle puzzelstukjes in elkaar, maar soms voert het leven je weer naar een andere plek. En daarom heb ik een collage gemaakt als herinnering aan het fijne Borne.
En te warm, binnenkort vast weer te koud, maar dat is niet zo erg.
De stilte daarentegen is vreselijk.
Het zwijgen van de dag en de nacht. Het pijnlijk aanwezig zijn van de onbeweeglijke lucht tussen de meubels. Het zengt rond als de geest van het niets. Geesten zijn naar, maar de geest die niet bestaat is nog veel erger. Hij laat je opschrikken uit je gedachten, terwijl hij nergens is en niets doet. De marionet van de touwtjes in je hoofd. Niet aan denken, maar dan doe je het juist.
Laat het los, laat hem los en zing. Vul de ruimte tot alles vergeten is.
Ogen vallen dicht en luiken open.
Er spoelt iets weg van wat vroeger was, van de dagen die zonder oordeel hingen.
Niemand durft iets te zeggen.
De zon zakt en het zand waait door de straten, stapelt zich iedere avond op tussen de oude gebouwen. We zien toe hoe ze verdwijnen. Af en toe valt er een enkele regendruppel die wat van de woestijnbruine korrels uiteen laat spatten, een platte ronde klont vormt die langzaam weer opdroogt. Wat rest, zijn kuiltjes. Tot de wind weer komt.
En het onweer. De donkere luchten. Maar het is al te laat. Alles is bedolven, beklemd, verstikt. Het enige wat nog leeft is het gerammel en gekraak in de wolken.
De brandende zon, het zachte briesje, de geur van zonnebrandcrème, om de zoveel tijd een zoemend insect bij je oren en spelende kinderen in de verte. Die dingen die je in de winter vergeet en die op de eerste zomerse dag weer worden toegevoegd aan het leven. Er zit iets nostalgisch in, iets van verleden tijd. De herinneringen die plots voorbij vliegen, aan vroeger of later. Afgelopen zomer aan het strand. Maar veel meer nog de tuin van je ouders, waar je zoveel zomers buiten doorbracht. Waar je speelde, danste, lachte en huilde.
Die fantastische tuin van mijn ouders. Ik zie het nog voor me. De zandbak en de schommel op het gras tussen de bloemen. Hoe we mijn verjaardag bijna altijd buiten vierden met de hele familie. Hoe ik de halve maand juni doorbracht in de kersenboom. Hoe ik mijn vader hielp in de moestuin. Hoe ik buiten lag te dromen toen ik voor het eerst verliefd was.
Ik geef niet eens om de zomer. Maar wel om de herinnering.
Sinds je thuis bent kan ik alleen nog maar huilen.
De twijfel vult mijn lichaam. Tintelt in mijn armen en prikt in mijn benen. Ik bal mijn vuisten, maar het helpt niet. Ik weet niet of ik je wel genoeg gemist heb. En ook niet of jij mij wel genoeg gemist hebt. Een zekere onafhankelijkheid is fijn en goed, maar ik heb geen idee waar het optimum zou moeten liggen. Jij bent blij dat je weer thuis bent, maar vooral doodop en teleurgesteld over je reis. Je begroette me nauwelijks. Toch lig ik nu in je armen.
Voordat je wegging grapte ik nog dat we opnieuw moesten gaan daten tegen de tijd dat je terug was. En nu voelt het inderdaad alsof ik je niet meer ken. Was ik net zo zenuwachtig om je weer te zien als toen in het begin.
Ik vraag of ik een kus mag. Je tuit je lippen op die typische jou-manier, een ondeugende blik in je prachtige bruine ogen. Zie je wel, ik was stomweg vergeten hoe lief ik je dan vind.
Op de harde vloer voor de oude kast. Eén voor één trek ik de boeken naar buiten. Ze stapelen zich op als oude muren, schots en scheef maar als een beschermende plek waar ik kan schuilen.
Ik weet nog niet wat ik zoek.
Mijn polsen zijn stijf. Ik stop en kijk naar de chaos die zich meester maakt van mij. Naar de stoffige kaften, het geelverkleurde papier binnenin de goedkope roman die open viel. De pagina’s krullen zich verder op. Het komt vast en zeker door de droogte. Ik smacht naar de verlichting die nog steeds op zich wachten laat. Een einde aan de eenzaamheid.
Er is zo veel geschreven, maar wat valt er nog te zeggen? Niemand kan mij vertellen waarom de dagen langer worden in augustus. Waarom mijn ziel niet gewoonweg voor zijn eigen wegen kiest.